Bots, Gerardus Johannes (Gerard)

Kloosternaam: Bots, Ignatius
Norbertijn van de Abdij van Berne
Wilnis 29-7-1916 - Haarlem 8-9-2003

Jeugdjaren en opleiding

Gerardus Johannes Bots werd geboren op 29 juli 1916 in Wilnis als zoon van Paulus Bots en Maria Koehorst. Hij werd op diezelfde dag gedoopt in de kerk van St.Jan de Doper te Mijdrecht. Na zijn studie op het oude Gymnasium van de Abdij werd hij op 8 oktober 1935 ingekleed in de Norbertijner orde. Bij die gelegenheid ontving hij de kloosternaam Ignatius. Op 17 september 1937 deed hij zijn professie. Vervolgens werd hij in de kerk van de paters Kapucijnen in 's-Hertogenbosch op 3 augustus 1941 priester gewijd door Mgr. Th. v. Roosmalen, toenmalig apostolisch vicaris van Suriname. Na de priesterwijding ontving hij een benoeming voor de missie in Brits Indië, maar de oorlog verhinderde zijn vertrek.

Aalmoezenier bij de marine

In het tijdschrift Stella Maris (1964) vertelt Gerard hoe hij bij de marine kwam. "Eind 1944, het zuiden was toen al bevrijd, vroeg de Prelaat: wil jij geen aalmoezenier worden? Ik had er wel oren naar. Je moet toch wat, nietwaar? Het duurde toen tot 12 maart 1945, ja op die datum ben ik officieel aalmoezenier geworden". Na dat lange wachten kwam toen alles in een stroom versnelling. De waarnemend hoofdvlootaalmoezenier gaf als eerste opdracht op reis te gaan voor training. Via Londen kwam Gerard in Schotland, waar onze mariniers een opleiding volgden. Vervolgens stak hij de oceaan over naar Amerika om daar 'zijn' mariniers te begeleiden. In december 1945 voeren hij en zijn mannen met de Noordam en de Bloemfontein naar Indië. Daar heeft hij in 1947 de grote politionele actie meegemaakt. Daags voor de overdracht (1949) werd hij overgeplaatst naar Nieuw Guinea ten dienste van het vlootpersoneel, de mariniers en de Marine Luchtvaart. Hij was de enige aalmoezenier op Nieuw Guinea en reisde heen en weer tussen Biak, Hollandia en Soron. Alles deelde hij met zijn mannen: de eentonigheid op Malakka en in Korea, de primitieve situatie op Nieuw Guinea en vooral de gevaren aan het front in Indië. Op Curaçao had de marine een eigen vormingscentrum. Zelf zegt hij daarvan: "We probeerden daar het menselijk peil omhoog te halen. Men leert daar meer mens te zijn". Door zijn opgeruimd karakter en de extreme situaties waarin hij met zijn mannen soms terecht kwam, groeide er een band van saamhorigheid die bleef tot het einde van zijn leven. Hij werd lid - en in 1978 vice-voorzitter - van de vereniging Contact Oud Mariniers, die 9000 leden telde verspreid over het hele land.

Parochie-zielzorg

Mgr. Bekkers, de bisschop van 's-Hertogenbosch, voorzag in de zestiger jaren, dat er een nieuwe tijd op komst was. Ook het basispastoraat diende zich er op voor te bereiden door te gaan werken in teamverband en in een groter geheel. Hij vroeg de Norbertijnen dit idee te realiseren in de parochie Heikant in Tilburg en dezen stonden daar positief tegenover. De abt, wetend dat Gerard soms droomde van een parochie, vroeg hem daar pastoor te worden. Gerard zegt er zelf van bij zijn afscheid: "De marineperiode is nu afgesloten, 'n Nieuw experiment wacht in Tilburg. De prognose is, dat daar een parochie van 2000 mensen zich uitbreidt tot 20.000 mensen. Mijn werk is het voor die mensen negen kerkjes te bouwen. Die kerkjes hebben een spreekkamer, waar de pastoor van die kerk de mensen te woord staat. Al die pastoors wonen echter in mijn pastorie bij de moederkerk. Daarmee willen we bereiken, dat het gevoel niet meer bij elkaar te horen, wordt voorkomen". Op zondag 4 oktober 1964 werd hij door de deken van de stad, L. v. Oort, geïnstalleerd als pastoor van de parochie O.L.Vrouw Onbevlekt Ontvangen en Stef Kuijpers werd zijn kapelaan. De installatie werd bijgewoond door abt Haselager, vele parochianen, maar ook de koninklijke marine was ruim vertegenwoordigd. De overgang van de marine naar een parochie was voor hem heel groot. Hij gaf leiding aan de restauratie van de Mariakerk en bouwde als voorzitter van het schoolbestuur 4 katholieke basis-scholen. Met het groeien van de parochie groeide ook het pastoresteam en op het eind van de zestiger jaren bestond het team uit zes medebroeders, die allen op de pastorie woonden. Ook Gerard's moeder woonde daar en bracht er voor alle bewoners huiselijkheid en gezelligheid. Na zes jaren vroeg hij ontslag en de bisschop, Mgr. Bluyssen, verleende hem dat eervol op 4 oktober 1970. Toen kwam de marine weer in zicht. Hij was een jaar reserve-vlootaalmoezenier in werkelijke dienst. Maar op 8 april 1972 werd hij geïnstalleerd als pastoor in de parochie St. Servatius in Wijbosch (Schijndel). Ook zijn moeder verhuisde met hem mee. Beiden ondervonden veel huishoudelijke hulp van de zusters van Schijndel, maar gaandeweg vroeg mevr. Bots meer verzorging en daarom kwam mevr. Ria Riteco uit Texel hun zorgen verlichten. Na 8 jaren pastoraat in Wijbosch kreeg Gerard eervol ontslag op 7 april 1980 en vestigde zich samen met mevr. Ria Riteco in Haarlem. Hij bood daar zijn diensten aan en de zusters van de Goede Herder in Bloemendaal maakten er dankbaar gebruik van. Bijna 20 jaren was hij rector van deze zusters in huize Euphrasia, van maart 1983 tot november 2001.

Levensavond

Ontslagen van alle werkzaamheden onderhield hij contacten met oud-mariniers en met de Canonie. Hij maakte de bijzondere gebeurtenissen in de Canonie graag mee, was aanwezig op de bijeenkomsten van de regio Berlicum en vaak reisden zij samen op zondag naar de Abdij, om er deel te nemen aan de Eucharistieviering.
Na opname in het ziekenhuis in Haarlem is hij onverwacht overleden op 8 september 2003. Op zaterdag 13 september vond de pontificale uitvaartdienst plaats en nadien werd hij begraven op het kerkhof van de abdij.