Stokman, Jacobus Nicolaas Siegfridus (Jac)

Kloosternaam: Stokman, Werenfried
Norbertijn van de Canonie van Berne
de Kaag gem. Haarlemmermeer 5-4-1927 - Heeswijk 11-11-2004

De geboortedag van Jac was 5 april 1927 en de geboorteplaats was Hoeve Aurora in de Kaag, gemeente Haarlemmermeer. Zijn vader was Petrus Adrianus Stokman en zijn moeder Petronella van de Zon. Bij het doopsel, in de Pancratius kerk in Sassenheim, ontving hij de namen Jacobus Nicolaas Siegfridus. Hij noemde zich soms Jacob II, omdat hij de naam gekregen had van zijn overleden broertje Jacob.

Opleiding

De familie Stokman was zeer franciscaans gezind. De paters Siegfried en Egfried Stokman waren ooms van Jac en zijn broer kreeg als franciscaan de naam Alfried. Jac ging dan ook studeren bij de franciscanen en wel op het Missiecollege Sint Willibrord in Katwijk a.d. Rijn (1941-1942) om vervolgens zijn studie voort te zetten aan de Latijnse School in Gemert. Bij zijn intrede in de abdij op 17 september 1949 koos hij als kloosternaam Werenfried. Naar zijn familie schreef hij "weer een Fried". Gaandeweg kreeg hij ook nog een koosnaampje, vele medebroeders noemden hem Stokkie.
Jac deed zijn Kleine Professie op 17 september 1951 en drie jaren later zijn Plechtige Professie. De subdiaken- en diakenwijding ontving hij uit handen van Mgr. W. Mutsaerts, bisschop van 's-Hertogenbosch, resp. op 18 december 1954 in de kapel van de Kweekschool te 's-Hertogenbosch en op 4 maart 1955 in Nijmegen in de parochiekerk van de H. Thomas a Villanova. Op 7 augustus 1955 werd hij priester gewijd samen met nog acht andere medebroeders van de abdij door Mgr. C. Dubbelman, die voor het eerst als bisschop de abdij bezocht.

Op de Fazenda Holambra

Reeds voor zijn priesterwijding had de abt aan Jac gevraagd Paulinus Gevers als kapelaan te willen assisteren bij de zielzorg onder de Nederlandse boeren in de Fazenda Ribeirao, Brazilië. Op 22 augustus vertrok hij uit Amsterdam met de M.S. Gooiland. De bewoners van de Fazenda probeerden in coöperatief verband te leven en te werken. Dit gaf veel problemen waar Jac bij betrokken raakte. De abt voelde zich genoodzaakt hem terug te roepen en zo kwam hij in het najaar van 1959 weer terug in de abdij. De jaren in Brazilië waren niet gemakkelijk voor hem. Toch heeft hij zich altijd verbonden gevoeld met dat land en zijn bewoners. In 1973 reisde hij er heen om het feest mee te vieren "Holambra 25 jaar". Hij was er trots op toen hij op zijn ziekbed vernam dat zijn oud-leerling Sergio van der Heijden tot abt van Jaú gekozen was.

Leraar, docent en moderator

Enige weken na zijn terugkeer werd hij toegevoegd aan het docenten-corps van het Gymnasium; een jaar later werd hij de 'pater spiritualis'. Maar blijkbaar was dit niet de plaats voor Jac, al bleef het onderwijs hem boeien. Vanaf 1965 tot 1981 kreeg hij van het Bestuur van de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond telkens een tijdelijke aanstelling als leerkracht en moderator van de Lagere Landen Tuinbouwscholen, aanvankelijk alleen in Veghel en later ook in Berlicum, Heesch, Schijndel en aan de Stedelijke Sierteeltschool in Eindhoven.

Procurator

Eind 1961 benoemde de abt Jac tot missieprocurator voor de orde in India. In die tijd ontstond het plan om in India een abdij te bouwen. De bouwkosten werden beraamd op 400.000 gulden en met de kosten voor de inrichting erbij zou het een miljoenenproject worden. Jac kreeg de opdracht dit bedrag bij elkaar te krijgen.
Bij een landelijk concours hippique in Gemert kwam Jac op het idee een herinneringsglas te laten maken voor de deelnemers en voor belangstellenden. De opbrengst was bestemd voor de bouw van de abdij in India. Het experiment slaagde. Enkele duizenden glazen werden verkocht. Een jaar later stond hij met bloemenglazen op de West-Friese Flora en met herinneringsglazen op het Wereld Muziek Concours in Kerkrade. De grote stunt kwam echter in het voorjaar van 1963. Jac "lanceerde" een serie van 6 glazen met afbeeldingen van tiener zangsterren. De glazen kregen in de pers de naam van "zingende glazen", maar de opzet mislukte. Op 7 oktober 1966 werd hij als procurator opgevolgd door Antonius Terhorst.

Naar de Gouden Eeuw

Tussen alle schoolactiviteiten door ontwikkelde Jac een groot aantal veelsoortige werkzaamheden. Hij was een gevraagde predikant op bedevaartplaatsen als Kevelaer, Brielle, Bokhoven en Elshout. Volwassen-catechese hield hem bezig, maar ook toeristenpastoraat en vredeswerk. Hij was actief lid van de plaatselijke milieuwerkgroep, die zich inzette voor het behoud van de eerste Brabantse Provinciale weg. In 1971 schreef hij een artikel in het tijdschrift Berne over Mattheus van Iersel, de abt van de St. Michielsabdij in Antwerpen, en diens vriend Peter Paul Rubens. Het lijkt of zij beiden identificatie-figuren werden voor Jac. In datzelfde jaar volgde hij een schildercursus in de abdij van Geras en hij ging zich interesseren voor de tijd van abt Van Iersel, voor de Contrareformatie en kwam uiteindelijk uit bij de schilder Johannes Vermeer. Vervolgens kwam hij terecht bij de landmeter Hendrik Verhees (1744-1813). Op 13 september 1985 richtte hij de Stichting Hendrik Verhees op. Deze stichting, waarvan Jac de eerste voorzitter was, heeft bekendheid gegeven aan deze veelzijdige landmeter-waterstaatkundige; hij verzorgde van hem in het Biografisch Woordenboek van Nederland, deel drie (Den Haag 1989), blz. 617-619, een gedegen levensbeschrijving.
In januari 1981 werd Jac vanwege hartklachten opgenomen in het Groot Ziekengasthuis in 's-Hertogenbosch. Vanaf die tijd werd hij arbeidsongeschikt verklaard en eindigde zijn werk als catecheet en moderator. Voor zijn speurwerk kreeg hij meer tijd en gebruikte die ook. Tien jaren later werd hij wederom met hartklachten in het ziekenhuis opgenomen en op 17 december 1991 onderging hij een hartoperatie op de Klokkenberg in Breda. Ook hiervan genas hij. Hij werd pastor van het bejaardenhuis Ter Weer in Dinther en ging er 's zondags voor in de Eucharistieviering. In rustig vaarwater zette hij zijn werkzaamheden voort tot voorjaar 2004.

Levenseinde

Op 2 februari 2004 werd hij in het Groot Ziekengasthuis onderzocht vanwege longproblemen. Ook zijn stem was zeer zwak geworden. Uit dit onderzoek bleek, dat hij ongeneeslijk ziek was. Chemotherapie zou zijn leven nog kunnen verlengen. Daarmee stemde hij in. De lijdensweg van chemokuren en controles onderging hij rustig en gelaten. Hij ontving het sacrament der zieken op 6 november uit handen van prior Theo Kennis en in het bijzijn van zijn naaste familieleden. In de avond van 11 november stierf hij, terwijl zijn coursgenoot Bertus Tiedink bij hem waakte. De Uitvaartdienst waarin abt P. Al voorging vond plaats op 16 november, waarna de begrafenis volgde op het kerkhof van de abdij.