Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De naam Cromvoirt is afgeleid van ‘krom’ (bocht, bochtig) en ‘voorde’, een doorwaadbare plaats in een rivier of beek. In Cromvoirt was dat de Zandleij met een voorde ter hoogte van de St.-Lambertusstraat of de Loverensebrug.
Op 14 oktober 1818 stelde de Hoge Raad van Adel het gemeentewapen van Cromvoirt vast. De omschrijving luidt als volgt: "Zijnde een schild van lazuur belade(n) met het beeld van St.Lambertus van goud."
Aangezien Cromvoirt geen zelfstandige schepenbank had gehad, kon men niet terugvallen op een oud zegel of iets dergelijks. De toenmalige burgemeester koos voor Lambertus, omdat dat de schutspatroon van de Cromvoirtse parochie was.
Vanaf de veertiende eeuw worden Cromvoirt en Deuteren in documenten genoemd. In een oorkonde van 1312 is sprake van de overdracht van een bunder beemd De Streep geheten en gelegen in “Crumvoert”. Een zekere Margareta van Compere droeg haar rechten op dit stuk weide over aan haar zoon en dochter.
In 1320 en 1321 wordt melding gemaakt van een baksteenoven en de verkoop van hout te ‘Euter’.
Cromvoirt, of in dialect Crummert, is rond 1100 ontstaan op de overgang tussen de hoge zandgronden in het zuiden en de lager gelegen kleigronden in het noorden. Wateroverlast is dan ook een bekend en gevreesd fenomeen in deze omgeving.
De restanten van de halve ringdijk die het dorp moest beschermen tegen wateroverlast vanuit het noorden en westen, vertellen een duidelijk verhaal. Toch was die dijk niet altijd afdoende: de dorpsrekening van 1741 bevat notities over "den naeren toestant van deze plaetse vermits den doerbraek in den dijk" en over aangevraagde hulp voor mensen en vee.
Bestuurlijk vormde Cromvoirt een eenheid met Vught; in de Vughtse schepenbank leverde het dorp twee van de zeven schepenen. Uit de Vughtse en de Cromvoirtse dorprekeningen blijkt dat diverse kosten ook gezamenlijk werden gedragen, waarbij Cromvoirt voor eenderde deel aangeslagen werd.
Ook kerkelijk viel het dorp onder Vught (Lambertusparochie), al hadden de Cromvoirtenaren in ieder geval in in 1485 een eigen kapel, toegewijd aan Sint-Hubertus. In 1717 werd Cromvoirt een zelfstandige parochie. Aanvankelijk moest men zich tevreden stellen met een schuurkerk, want sinds 1648 stond de kapel leeg op gezag van de Staten-Generaal.
Dit gebouwtje stortte eind achttiende eeuw in en in 1824 werd als laatste het torentje gesloopt. Ook in Deuteren moet een tijdlang een kapel hebben gestaan, in ieder geval van 1491 tot 1603.
In 1811 werd Cromvoirt een zelfstandige gemeente. De administratie bevond zich aanvankelijk bij de secretaris thuis. Later fungeerde het schoolhuis (nu gemeenschapshuis Battle Axe) ook als gemeentehuis. In 1899 kreeg Cromvoirt een eigen raadhuis, dat echter maar 34 jaar dienst heeft gedaan.
In 1913 kocht de gemeente een gebruikte brandspuit van de Schiedamse brandweer. Zo'n tweedehandse brandspuit was een duidelijk voorbeeld van hoe men iedere cent twee keer omdraaide voordat men iets uitgaf. Tegenwoordig beschikt Cromvoirt over een eigen bluseenheid, onderdeel van de regionale brandweer.
In de jaren twintig werd het wel duidelijk, dat Cromvoirt financieel het hoofd niet boven water kon houden. Het gemeentebestuur zag tenslotte in dat een zelfstandig voortbestaan niet langer mogelijk was en vroeg bij de provincie om opheffing van de gemeente. Per 1 januari 1933 kwam er een eind aan de zelfstandigheid. Cromvoirt werd bij Vught gevoegd, Deuteren kwam bij ‘s-Hertogenbosch.
Cromvoirt telde in de 17e en 18e eeuw tussen de 300 en 400 inwoners. In de loop van de 19e eeuw groeide dit bevolkingsaantal langzaam tot het aantal van 687 bij de opheffing in 1933.
Die ontwikkeling bleef lang achter bij de landelijke en provinciale cijfers. Pas aan het eind van de jaren twintig van de twintigste eeuw is er enige opleving te bespeuren. Het geringe aantal bewoners verklaart mede de financiële problemen van de gemeente.
Cromvoirt was een landbouwgemeente bij uitstek. Naast het gemengd bedrijf was er aan nijverheid niet veel meer dan voor de lokale behoeften nodig was: enkele bakkers, slagers, klompenmakers, wagenmakers en zo voort. In de jaren 1811-1933 gaat het om tussen de 5 en de 10% van de beroepsbevolking.
Boekweit, haver, rogge en aardappelen waren de voornaamste landbouwproducten. In de loop van de negentiende eeuw werd de teelt van aardappelen belangrijker en nam vooral het belang van boekweit en iets minder dat van rogge af.
Tussen 1875 en 1900 breidde het areaal weiland fors uit. Dat duidt op een groeiend belang van de veeteelt. De schapenhouderij verdween weliswaar in deze periode, maar het aantal koeien en de hoeveelheid pluimvee nam behoorlijk toe.
Kenmerkend voor het oorspronkelijke Cromvoirt is de lintbebouwing aan weerszijden van de Cromvoirtse Weg, de Sint-Lambertusstraat en het Pepereind. Midden in het dorp staat de Sint-Lambertuskerk, die door architect Charles Weber tussen 1891 en 1897 werd gebouwd. In oktober 1944 bliezen Duitse troepen de kerktoren op, zodat de geallieerden hem niet als uitkijkpost konden gebruiken. Na de oorlog kwam er een nieuwe, maar lagere toren.
Ook het oude Deuteren, vlak ten westen van ’s-Hertogenbosch, is nog herkenbaar. Dat geldt vooral voor de terpnederzetting met enkele boerderijen uit de periode 1850-1900. Als gevolg van de aanleg van de Vlijmenseweg is de verbinding met de dijknederzetting verbroken, maar de bebouwing daar heeft nog veel oorspronkelijks.