In camera anteriori domus habitationis ipsius testatricis.
Notaris Rutgerus Voss van Oerscot, priester van het bisdom Leodium, instrumenteert, dat vrouwe Elisabeth, weduwe van Arnoldus Zochelman, inwoonster van Dynther, verklaart, destijds samen met haar man een testament gemaakt te hebben, dat zij nu aldus bij codicil aanvult: zij vermaakt aan de kerkfabriek van Dynther voor de zielrust van ev. benadeelde personen 16 oude florijn en de 27 florijn die wijlen Theodericus van der Stegen nog moest betalen uit de opbrengst van 1 koe, alsook 2 postulaat-florijn die Philippus Aerts haar schuldig is; aan de koster van Dynther 2 oude groot voor de in het testament gefundeerde missen; aan de kerkfabriek voor de benodigdheden van de eredienst 4 hoenderen, jaarlijks te betalen door Henricus Elyas te Vorstenbossch; voorts, zoals passend is, voor alle moeite en kosten aan Hillegondis, weduwe van Johannes Koyters, en hun kinderen al haar gereed en roerend goed, huisraad, sieraden, pachten, geld, beesten en tegoeden, dit krachtens het testament en volgens de bij haar dood vigerende landswet en het plaatselijk gewoonterecht; tevens bepalend, dat de gelegateerden en de erfgenamen niettemin zullen blijven delen in de goederen volgens het testament, op voorwaarde, dat zij uit de legaten eerst de onkosten van een eenvoudige uitvaart zullen betalen en ook de eventuele schulden, plus 25 arnoldusgulden eenmalig, bestemd voor de kinderen van wijlen haar zuster Jutta, dr.v. Ida; terwijl zij als voogd en executeur-testamentair haar neef Gerardus Johannes Koyters aanstelt;
met als getuigen heer Johannes Slager, priester en notaris, Rodolphus en Henricus, kinderen van Wilhelmus Dicbier, beiden ongehuwde clerici van het bisdom Leodium.
In camera anteriori domus habitationis ipsius testatricis.
Notaris Rutgerus Voss van Oerscot, priester van het bisdom Leodium, instrumenteert, dat vrouwe Elisabeth, weduwe van Arnoldus Zochelman, inwoonster van Dynther, verklaart, destijds samen met haar man een testament gemaakt te hebben, dat zij nu aldus bij codicil aanvult: zij vermaakt aan de kerkfabriek van Dynther voor de zielrust van ev. benadeelde personen 16 oude florijn en de 27 florijn die wijlen Theodericus van der Stegen nog moest betalen uit de opbrengst van 1 koe, alsook 2 postulaat-florijn die Philippus Aerts haar schuldig is; aan de koster van Dynther 2 oude groot voor de in het testament gefundeerde missen; aan de kerkfabriek voor de benodigdheden van de eredienst 4 hoenderen, jaarlijks te betalen door Henricus Elyas te Vorstenbossch; voorts, zoals passend is, voor alle moeite en kosten aan Hillegondis, weduwe van Johannes Koyters, en hun kinderen al haar gereed en roerend goed, huisraad, sieraden, pachten, geld, beesten en tegoeden, dit krachtens het testament en volgens de bij haar dood vigerende landswet en het plaatselijk gewoonterecht; tevens bepalend, dat de gelegateerden en de erfgenamen niettemin zullen blijven delen in de goederen volgens het testament, op voorwaarde, dat zij uit de legaten eerst de onkosten van een eenvoudige uitvaart zullen betalen en ook de eventuele schulden, plus 25 arnoldusgulden eenmalig, bestemd voor de kinderen van wijlen haar zuster Jutta, dr.v. Ida; terwijl zij als voogd en executeur-testamentair haar neef Gerardus Johannes Koyters aanstelt;
met als getuigen heer Johannes Slager, priester en notaris, Rodolphus en Henricus, kinderen van Wilhelmus Dicbier, beiden ongehuwde clerici van het bisdom Leodium.
b. Sterk ingekorte tekst in G. van den Elsen, Ms. Heeswijk en Dinther, blz.254.
c. Getypte tekst in Map-Afschriften; echter onder voorbehoud gegeven, omdat nog enkele woorden niet konden worden gelezen en vaak naar afkortingen en interpunctie moest worden geraden. Ook het regest wordt dus onder enig voorbehoud gegeven.