skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic

Archieven

7356 Stadsbestuur Megen, 1373 - 1820

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Inleiding

Hoofdstuk I: Algemeen overzicht

Voor de Franse tijd bestond het graafschap uit Stad en Lande van Megen, waaruit de belangrijke positie van de stad blijkt. Door de Franse bezetting in 1794 ontstonden drie zelfstandige mairie's (Teeffelen werd bij Oijen en later bij Lith gevoegd), waarvan er twee, Haren en Macharen, tot één mairie samengevoegd werden bij keizerlijk decreet van 14 mei 1810.
Bij K.B. van 25 september 1820 volgde de samenvoeging met de gemeente Megen, zodat toen de huidige gemeente ontstond. Vandaar, dat in de inventaris drie (twee) hoofdafdelingen onderscheiden worden:
1. Stad en Lande van Megen
2. Haren
3. Macharen
(Haren en Macharen samen na 1810).
Aangezien het logisch leek het oud-archief af te sluiten bij de vorming van de huidige gemeente in 1820, komt Megen, Haren en Macharen als één gemeente niet aan de orde.
In deze inventaris wordt met "Megen" de stad bedoeld, tenzij anders blijkt.

Hoofdstuk II: De bestuurlijke en rechterlijke organisatie in het graafschap.

De graaf.
Aan het hoofd van het graafschap stond de graaf als landsheer. Hij bezat er de hoge, middelbare en lage jurisdictie. Het uitoefenen van de hoge jurisdictie hield in, dat de graaf het halsrecht had, hij kon de doodstraf uitspreken. In het graafschap werd in zijn naam
recht gesproken. Een beperking hierop vormden de bevoegdheden van de hoogschout van 's-Hertogenbosch, die toezicht op de rechtspleging in de "grote" meierij, dus ook in Megen, kon houden en het recht van ingebod uitoefende namens de schepenbank van 's-Hertogenbosch.

Recht van ingebod
Dit recht kwam deze schepenbank toe, in alle zaken over o.a. cijnzen en pachten, voor haar gesloten. Twee tot drie speciale Bossche deurwaarders, "ingebieders" genaamd, konden op bevel van de hoogschout en schepenen van 's-Hertogenbosch ter uitoefening van dit recht ingezetenen van Megen dagen om in 's-Hertogenbosch terecht te staan.
Voorts konden gewone Bossche deurwaarders, "vorsters" genaamd, ingezetenen van Megen tegen behoorlijke beloning dwingen te komen getuigen. Begrijpelijkerwijs ontkende de graaf dit recht, zoals blijkt uit een incident van rond 1520 (Inv.nr. 41). Een poorter van Nijmegen wilde door de schepenbank van Megen beslag laten leggen op een goed, dat een poorter van 's-Hertogenbosch in het graafschap toebehoorde. De Bossche schepenbank eiste, dat de procedure in Megen stopte en in 's-Hertogenbosch voortgezet zou worden, waarin de drossaard van Megen toestemde. Graaf Eustache de Brimeu dacht hier echter anders over en beval zijn drossaard de procedure voort te zetten. Keizer Karel V stelde blijkens een akte van 1520 's-Hertogenbosch in het gelijk.
Graaf Karel van Brimeu moest later zelfs beloven zijn drossaard Jan de Pas op bevel van de keizer of de landvoogdes gevangen te laten nemen, als de drossaard zou weigeren ingezetenen van Megen aan de ingebieders uit te leveren (Inv. nr. 42).
Direct onder de graaf stonden vier "officieren": de drossaard, de advocaat-fiscaal, de rentmeester en de landschrijver.

De drossaard
De drossaard fungeerde als plaatsvervanger van de graaf, die veelal op een van zijn andere bezittingen resideerde. In zijn naam bevestigde de drossaard akten, deed benoemingen etc. Hij was q.q. opperarmenmeester en opperkerkmeester, mét de plaatselijke pastoor.

De advocaat-fiscaal
De advocaat-fiscaal (fiscaal) diende de schrifturen bij de schepenbank in, trad op als aanklager. Hij bekleedde een positie, te vergelijken met de huidige officier van Justitie. Hij hield het "breuken"-gerecht voor de kleine overtredingen, al viel deze taak in de praktijk meestal toe aan de rentmeester of de landschrijver.

De rentmeester
De rentmeester behartigt de financiële zaken voor de graaf en beheerde de grafelijke domeinen.

De landschrijver
De landschrijver trad op als algemeen secretaris in het graafschap. Hij stelde alle akten en rekeningen op en hield het rechterlijk protocol bij.

De schout
De schout was het hoofd van de politie. Hij riep ook de schepenbank bijeen ("spande de bank"), vorderde recht en klaagde aan. Het verschil met de advocaat-fiscaal lag hierin, dat de fiscaal in de rechtszaal niet optrad, eerstgenoemde wel. Hij had zelfs een adviserende stem. De schout was dus ook een soort substituut-officier van Justitie.

De schepenbank
Het graafschap kende formeel drie schepenbanken:
a) de stads-schepenbank: zij bestond dan uit 7 schepenen van de stad Megen,
waarvan er 1 president was.
b) de lands-schepenbank, bestaande uit 3 schepenen van Haren, 3 van Macharen en 1 van Teeffelen. Zij behandelden zaken aangaande de drie dorpen en dat waren geen belangrijke zaken, gezien de dominerende positie van de stad (zie c.).
c) de graafschaps-schepenbank, bestaande uit 2 schepenen van de stad, 2 van Haren, 2 van Macharen en 1 van Teeffelen. De dominerende positie van de stad blijkt bij de criminele zaken, met een ingezetene uit het graafschap als verdachte, duidelijk.
Was b.v. een inwoner van Haren verdachte, dan traden de 2 schepenen van Haren op met 5 schepenen van de stad Megen. De twee schepenen van Macharen en de schepenen van Teeffelen moesten dus uittreden. Op dezelfde wijze verliep de procedure voor inwoners van Macharen en Teeffelen, terwijl inwoners van de stad werden berecht door hun eigen stads-schepenbank. Aan de schepenbank was een deurwaarder verbonden, vorster of gerechtsbode genoemd.

De burgemeester
De burgemeester, meestal twee in getal, voerden de plaatselijke financiën. Zij moesten een bepaald bedrag aan belastingen innen, voornamelijk grondbelasting (morgentalen). Het eventueel tekort moesten ze zelf bijpassen, zodat deze betrekking weinig begeerd werd. Men kon de benoeming echter niet weigeren.
Zij vormden met schout en schepenen het stads- of dorpsbestuur en lieten de landschrijver de stads- of dorpsrekening opstellen. Schepenen en drossaard hoorden die af.

De armenmeesters
De armenmeesters, ook wel genoemd Heilige-Geestmeesters, vormden samen met pastoor en drossaard het plaatselijke armenbestuur. Zij beheerden een fonds, de tafel van de Heilige Geest of Armentafel genaamd, waaruit zij uitkeringen verstrekten aan de armen. Inkomsten verkregen zij uit pachten en renten, vaak uit legaten. De armenmeesters, meestal twee, maakten de armenrekening op, in het net geschreven door de landschrijver en afgehoord door pastoor, drossaard, schepenen en kerkmeesters.

De kerkmeesters
De kerkmeesters vormden samen met de pastoor en de drossaard het plaatselijk kerkbestuur. Zij werden benoemd door graaf, stads-pastoor en schout gezamenlijk. Zij behartigden de financiële zaken van de kerkfabriek en lieten de kerkrekening door de landschrijver opstellen, die werd afgehoord door pastoor, drossaard en schepenen. Inkomsten kreeg de Kerk uit pachten, renten en erfenissen.

Reglement 1669
Uit een door de graaf opgesteld reglement voor de armen- en kerkmeesters van 1 augustus 1669 blijkt, dat geen inkoop en uitgaaf gedaan kon worden zonder schriftelijke volmacht van drossaard, pastoor en schepenen. Verder moest de rekening met bijlagen een maand vóór Kerstmis of uiterlijk op O.L. Vrouwe Lichtmis bij de drossaard worden ingeleverd, die ze moest opsturen naar de graaf (Inv. nr. 230).

1794-1820
In de Franse tijd kwam een nieuwe organisatievorm de oude vervangen. Rechterlijke zaken werden plaatselijk geregeld door de agent met zijn adjunct-agent en schepenen. Administratieve zaken werden plaatselijk geregeld door de maire met de leden van de Municipaliteit, na de Franse bezetting door de burgemeester met assessoren.
HOOFDSTUK III: ORDENING EN BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF

Hoofdafdelingen
Bij het ordenen van dit archief viel in de eerste plaats het ontbreken van een oorspronkelijke orde op. Het archief was slechts summier op onderwerp gerangschikt en in pakken opgeborgen. Pater David de Kok, voormalig archivaris van Megen, heeft zich met het archief beziggehouden, zonder tot een bepaalde ordening of beschrijving te komen. Een geheel nieuw archiefschema moest dus opgesteld worden. Daarbij is uitgegaan van de (betrekkelijke) zelfstandigheden Megen, Haren en Macharen, die dan ook de hoofdafdelingen bepalen.
De zelfstandigheid van de dorpen Haren en Macharen was overigens maar betrekkelijk, wat o.a. hieruit blijkt, dat er maar één schout en één landschrijver was. De stadsschepenbank domineerde. Niettemin lijkt de overgebleven zelfstandigheid van Haren en Macharen de indeling van het archief in 3 (na 1810: 2) hoofdafdelingen te rechtvaardigen. Het archief wordt afgesloten in 1820 bij de vorming van de huidige gemeente. Deze afsluiting leek logischer dan de gebruikelijke afsluiting in 1813 bij het ontstaan van het koninkrijk der Nederlanden.

Hoofdstukken
Het valt op, dat de resoluties maar in zeer beperkte mate bewaard gebleven zijn. Van Macharen ontbreken zij geheel. De resoluties zijn waarschijnlijk evenals te Ravenstein zaaksgewijze op een dubbelvel ("protocollum") geschreven, geordend geweest en helaas verloren gegaan. Deze zaaksgewijze ordening is daarom voor de overgebleven resoluties, ordonnanties en notulen gehandhaafd. Dit is volgens het Duitse registratuurstelsel, waarnaar de administratie van Megen zich heeft gericht. Er zijn in het archief geen agenda 's op de correspondentie aangetroffen. Bij de ingekomen stukken uit de Franse tijd zitten tevens stukken, gericht aan de drossaard ad interim, rentmeester, landschrijver, rechtbank en polder- en dijkbestuur van Megen.
Bij het hoofdstuk Zaken van bestuur zit een vrijwel compleet armenarchief en een vrij groot Kerkarchief. Krachtens een reglement van 1669 moesten de rekeningen met bijlagen bij de drossaard ingeleverd worden, zodat armen- en kerkbestuur in sterke mate van hem afhankelijk waren.
Bij het hoofdstuk Financiële Zaken valt op te merken, dat van de rekeningen van het plaatselijk bestuur, van het armenbestuur en van het kerkbestuur waarschijnlijk telkens drie exemplaren hebben bestaan.
Vermoedelijk is de gang van zaken deze geweest, dat het origineel werd opgezonden naar de graaf en uiteindelijk bij het plaatselijk bestuur kwam te berusten. De twee afschriften waren voor de rendanten.
Uit te maken welk exemplaar het origineel is of afschrift is vaak moeilijk. Bovendien zou door een dergelijke strenge scheiding over bepaalde jaren in het gemeentearchief geen rekening voorkomen, aangezien dubbele exemplaren vaak niet aanwezig zijn. Vandaar, dat van een dergelijke scheiding is afgezien.
Tot slot van deze inleiding spreek ik mijn dank uit aan de Heer Rijksarchivaris in Noord-Brabant, dr. L.P.L. Pirenne, onder wiens toezicht deze inventaris tot stand kwam, een aan de heer J. Vriens, werkzaam op het Rijksarchief, die mij in de praktijk ter zijde stond. Verder dank ik de heer J. Sluyters, archivaris van het Land van Ravenstein en het graafschap Megen, en de heer F. Smulders, wetenschappelijk medewerker van het Rijksarchief, voor hun begeleiding en adviezen.


F. BREURE

Kenmerken

Datering:
1373-1820
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch