(Of een van zijn zoons of kleinzoons dit ambt bekleed heeft, blijkt niet).
In 1757/58 geraakte Gerard de Jong zelf als heer van Beek en Donk in conflict met de toenmalige ijkmeester-generaal Willem van Boekholt - achter wie de advocaat-fiscaal van Brabant stond - over de toepassing van de ijk in zijne heerlijkheid. (Zie het dossier, beschreven in inv.nr. 1458) Waarschijnlijk was dit geschil een gevolg van een nieuwe beslissing van de Staten-Generaal over het ijkmeester-reglement, die in 1755 (24 maart) gevallen was.
In een schepenakte van Berlicum van 18 oktober 1766 (zie het protocol van verklaringen van de schepenbank, 1759-1774) komt Reyndert Adriaen Boekholt als ijkmeester-generaal voor. De laatste die het ambt bekleed heeft, was mr. Willem Michiel Althuysen, die in 1771 optrad. Hoewel het ambt bij de Staatsomwenteling van 1795 voorlopig gecontinueerd was, werd het bij resolutie van het Departementaal Bestuur van Brabant van 6 december 1804 opgeheven en kreeg Althuysen bevel binnen 14 dagen na ontvangst van deze resolutie onder inventaris het ijkmateriaal over te geven. Hij weigerde omdat hij reeds in november 1804 aan het Staatsbewind een rekest zond. Op dit rekest advies uitbrengend, berichtte het Departementaal Bestuur op 2 april 1805, dat het wegens Althuisens onwil, aan de gestelde eis te voldoen, diens tractement voorlopig had ingehouden. Daarna bleef de zaak hangende, totdat het Departementaal Bestuur zich op 1 april 1806 definitief verenigde met een resolutie van het Staatsbewind Bataafse Republiek, waarbij berust werd in bovengenoemde resolutie van 6 december 1804 (met andere woorden in de opheffing van het ambt van ijkmeester-generaal), echter onder intrekking van de resolutie van 2 april 1805, waarbij het tractement van de ijkmeester-generaal voorlopig was ingehouden.
[bron: oude inleiding archiefblok 317 Familie De Jong van Beek en Donk, 1675-1804]
Kenmerken
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.
Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.