De in deze inventaris beschreven archieven zijn op verschillende plaatsen gevormd. Het oudste stuk dat betrekking heeft op een lid van het geslacht Van Lanschot is een staat van gelden uit 1669, behorende tot de nalatenschap van de overgrootvader (Cornelis Pauwelszn. van Lanschot, 1603-1669) van de stichter van de klein- en groothandel in koloniale waren, Cornelis van Lanschot. De andere stukken dateren uit de achttiende, negentiende en het begin van de twintigste eeuw.
Het gaat hier om een collectie van persoonlijke archieven die in de verschillende woonhuizen van de archiefvormers tot stand zijn gekomen. Eén pand heeft echter centraal gestaan bij de archiefvorming en dat was het woonhuis, De Gulden Ketel genaamd, der firmanten aan de Markt te 's-Hertogenbosch. Vanuit dit pand gaven zij leiding aan hun bedrijf. Hier kwamen de lijnen van bedrijf en privé samen. Het bedrijfsarchief is tot 1880 op die plaats gevormd en bewaard. Het pand De Gulden Ketel werd samen met de aangrenzende panden De Hemel en Het Wit Lam door de oprichter van het familiebedrijf, Cornelis van Lanschot (1711-1789), gekocht. De Gulden Ketel werd achtereenvolgens bewoond door Cornelis (van 1744 tot 1767), Godefridus (1767-1799), Franciscus A.A. (1799-1851), Augustinus Cornelis (1852-1874); zijn vrouw Maria Helena Oomen blijft er tot aan haar dood in 1889 wonen. In 1879 kocht de toenmalige firmant Godefridus Ludovicus Hubertus van Lanschot (1835-1907) het pand De Zijden Spek aan de Hoge Steenweg te 's-Hertogenbosch. Een jaar later werd het kantoor van de Gulden Ketel aan de Markt naar de Steenweg overgebracht. In 1881 stopte de goederenhandel en ging het bedrijf zich uitsluitend toeleggen op bankzaken. Na de dood van Maria Helena Oomen kwam De Gulden Ketel in handen van Augustinus J.A. van Lanschot.
Alvorens met de definitieve inventarisatie werd begonnen was het familiearchief deels ontsloten via een voorlopige inventaris onder de titel: Voorlopige inventaris Dokumentenbezit Geslacht Van Lanschot. Deze is vervaardigd door F.G.G. Govers waarbij hij voortborduurde op de in de jaren vijftig op persoonlijke titel begonnen inventarisatie door drs. J.A. ten Cate chartermeester aan het Rijksarchief in Noord-Brabant. Ten Cate heeft dit projekt nooit afgerond. Toen Govers aan het einde van de jaren zestig in opdracht van de firma Van Lanschot begon aan een studie naar het bedrijf en het geslacht Van Lanschot, die uitmondde in de dissertatie Het Geslacht en de firma F. van Lanschot, 1737-1901 (Tilburg 1972) heeft hij deze voorlopige inventarisatie voltooid, zodat de archivalia voor zijn onderzoek toegankelijk werden. Hij bracht een onderscheid aan tussen familie-archief en bedrijfsarchief. Deze inventarisatie plaats volgens het zogeheten 'pertinentiebeginsel', oftewel ordening naar onderwerp. Criteria voor te maken beschrijvingen waren het 'belangrijkste' inhoudelijke aspect van een archiefstuk, namen van personen en namen van instellingen die in de stukken voorkomen.
In de tweede afdeling, 'stukken betreffende hun persoonlijk leven en hun functies', wordt uitgegaan van de archiefvormer. Deze afdeling bestaat uit de rubrieken: stukken betreffende het persoonlijk leven van de archiefvormers en de door hen beklede functies. * Binnen de subrubriek 'stukken betreffende de functies van een persoon', is soms een onderverdeling gemaakt 'als behartiger van belangen van derden', bijvoorbeeld als executeur-testamentair. Een moeilijkheid binnen deze afdeling werd gevormd door het onderscheid tussen de echtgenoten.
Hoewel in een familie-archief het onderscheid tussen documentatie en archief veel minder groot is dan bij een instelling, is toch een aparte afdeling documentatie gevormd. Het gaat daarbij om bescheiden die door iemand zijn verzameld, zonder dat zij naar hun aard zijn bestemd om onder hem te berusten. * Deze afdeling is onderverdeeld in boeken/tijdschriften, knipsels, overige publikaties, foto's en varia (bijvoorbeeld stalen stof).
Als apart archief is het huisarchief Maurick opgenomen. Het betreft hier stukken die bij de aankoop van kasteel Maurick door Augustinus J.A. van Lanschot (1884) in bezit kwamen van de familie Van Lanschot. Het gaat daarbij vrijwel uitsluitend om vermogenstitels. Gekozen is om die te ordenen per geslacht dat kasteel Maurick achtereenvolgens heeft bewoond. Binnen deze geslachten is een onderverdeling gemaakt per oorspronkelijke archiefvormer. Een andere ordening, in bijvoorbeeld stukken van persoonlijke en stukken van zakelijke aard, zou weinig zinvol zijn omdat een dergelijk onderscheid in de stukken niet wordt aangetroffen.
Ch. Jeurgens en H. Meulenaars, 1994
Kenmerken
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.
Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.