Aangezien dezelfde Portiez de l'Oise op 20 januari 1795 met andere vertegenwoordigers van het Franse bewind verklaarde, dat alleen het Bataafse volk zijn bestuursvorm op grond van zijn oppergezag kon veranderen of wijzigen, bleef het gebied van voornoemde administratie beperkt tot de ten zuiden van de Waal veroverde delen van Staats Brabant en Nederland. * Bij dit gebied, dat op 8 januari 1795 uit de arrondissementen Grave, 's-Hertogenbosch en Breda bestond, werd vijf dagen later het arrondissement van het voormalig Hollandse Heusden gevoegd.
Niettemin kwamen sedert 11 juni 1795 provisioneel hetende representanten van het generaliteitslandsdeel Staats Brabant te Tilburg bijeen, die vijf dagen later aan Staten Generaal van voornoemde republiek verzochten als integrerend lid van het bondsgenootschap des Bataafse volk te worden erkend. Op 23 juni verklaarden voornoemde staten, dat zij tot die erkenning niet bevoegd waren. * Zij verzochten evenwel derhalve aan de besturen van de verenigde provinciën Bataafs Brabant niet langer als wingewest te beschouwen. Dit werd achtereenvolgens door de besturen van Holland, Friesland, Gelderland, Zeeland, Overijssel en Stad en lande verklaard. Op 29 september 1795 werd de Zeeuwse verklaring door de Staten Generaal van de republiek der Verenigde Nederlanden overgenomen. Voornoemde representanten hadden er dan ook verzet tegen aangetekend, dat deze staten een schrijven aan de commissie van de generaliteitslanden hadden gericht . *
Hoewel voornoemde volkstelling mede werd gehouden om de overkoepelende organen der in gemeenten veranderde schepenbanksgebieden staatsrechtelijk te vervangen en deze organen voor de rechtelijke organisatie geen betekenis hadden, dient de overkoepelende indeling van Staats Brabant voor het raadplegen van stukken betreffende de financiële administratie te worden medegedeeld. Voor deze administratie hebben de gebieden van voornoemde organen namelijk tot de Franse inlijving in 1810 gegolden.
Daarom wordt hier vermeld, dat de meierij van 's-Hertogenbosch, die het meest bevolkte deel van Staats Brabant was, uit de vrijheid van 's-Hertogenbosch en de kwartieren Kempenland, Maasland, van Oisterwijk en Peelland bestond en het markiezaat van Bergen op Zoom uit vier naar de windstreken vernoemde kwartieren. De baronie van Breda, die uit de stad Breda, statendorpen en als afzonderlijke rentambten geadministreerde heerlijkheden bestond, was door een personele unie verbonden met de heerlijkheden Dinteloord of Prinsenland, Steenbergen en Willemstad, de baronie Grave en het land van Cuijk. Laatstgenoemd land was verdeeld in een nederambt en een overambt.
Volgens het in 1797 verworpen grondwetsontwerp van de Bataafse republiek zou het later Noordbrabants geworden gebied over drie van de vijftien ontworpen departementen worden verdeeld. * Mede wegens voornoemde ontwerpsverwerping ondernam Pieter Vreede op 22 januari 1798 een staatsgreep ten gevolge waarvan de representanten van Bataafs Brabant zeven dagen later door een intermediair representatief bestuur werden vervangen.
Op 17 november 1798 werd krachtens de in april goedgekeurde grondwet een proclamatie uitgevaardigd, volgens welke het later Noordbrabantse gebied bij twee van de acht op te richten departementen van de Bataafse republiek zouden behoren. Het deel van Bataafs Brabant ten oosten van de Donge vormde dientengevolge met het ten zuiden van de Waal gelegen deel van Gelderland het departement van de Dommel, waarvan het bestuur te 's-Hertogenbosch zetelde. Het deel ten westen van de Donge behoorde daarentegen met de Zeeuwse en Zuidhollandse eilanden bij het departement van Schelde en Maas, waarvan het bestuur te Middelburg zetelde.
Op 16 augustus 1803 scheidde het bestuur van Bataafs Brabant Westelbeers af van de bij het kwartier van Oisterwijk behoord hebbende halfheerlijkheid Hilvarenbeek en voegde het bij het bij Kempenland behoord hebbende schepenbanksgebied van Oost- en Middelbeers. Het Graafschap Bokhoven, de baronie Boxmeer, de commanderij van Gemert, de landen van Megen en Ravenstein en het voormalig Kleefse Oeffelt, die in 1648 bij het Duitse rijk bleven behoren en krachtens het vredesverdrag van Campo Formio aan de Bataafse republiek waren overgedragen en van 1800 tot 1805 als gecedeerde landen door met superintendentie belaste staatsbewindcommissarissen waren beheerd, werden op 25 september van laatstgenoemd jaar bij Bataafs Brabant gevoegd. *
Op 5 juni 1806 werd de Bataafse republiek tot koninkrijk Holland verheven. Krachtens een wet van 13 april 1807 werden op 8 mei daaraanvolgende landdrosten in de departementen van dit koninkrijk aangesteld. * Op 11 november van hetzelfde jaar sloten de Franse en Hollandse bewinden een verdrag te Fontainebleau. Krachtens dit verdrag werd het voormalig Luikse Luijksgestel op 29 augustus 1808 bij het Hollandse departement Brabant gevoegd in ruil voor het voormalig Kempenlandse Lommel, dat op 27 november van laatstgenoemd jaar aan de prefect van het Franse departement van de Nedermaas werd overgedragen. * Zo had het in 1810 door Fransen ingelijfde Hollandse departement Brabant sedert 1808 ongeveer dezelfde grenzen als het in 1815 Noordbrabants geworden gebied na een nieuwe ruil van Lommel voor Luiksgestel in 1819 zou krijgen.