In domo habitationis Wilhelmi filii quondam Johannis Spierinc, sita op die Voert in Heeswijck.
(Niet genoemde notaris) instrumenteert, dat Johannes z.v.w. Johannes Spierinck van Heeswijck zijn testament maakt in het bijzijn van zijn vrouw Ida, luidend als volgt: hij regelt zijn uitvaart waarbij toortsen moeten branden, te verschaffen door de kerkfabriek van Heeswijck en door de castrale kapel van S. Anthonius aldaar; schenkt eenmalige legaten aan genoemde kerkfabriek, nl. 10 rijnsgulden, aan de kapel van S. Anthonius 5 rijnsgulden, aan de kapelaan aldaar 1 rijnsgulden, aan de koster 6 kromstaart; voorts legateert hij voor zijn jaargetijde een pacht van 2 vat rogge uit zijn huis Ten Broeck in Heeswijck, voor 5 dertigdagen-diensten (trencionalia), waarvan heer Henricus Schouwer-mans (rector van de castrale kapel) er twee, Rutgerus Vos (kapelaan in Dinther) één, de Minderbroeders in Buscumducis één, en de Predikheren aldaar ook één zullen verzorgen, 5 rijders; voor zijn nagedachtenis aan Arnoldus van de Wiel (pastoor van Heeswijk) 2 rijnsgulden; voor een wekelijkse mis aan het Maria-altaar een som gelds, goed voor de koop van een pacht van 4 mud rogge; voor de armen ter plaatse een som, goed voor de koop van een cijns van 1 mud rogge; hij spreekt vrouwe Johanna van der Leck (van kasteel Heeswijk) vrij van haar schuld aan hem, nl. 225 rijnsgulden, en schenkt aan zijn zuster Katharina zijn beste twee zwarte jassen, 2 mantels en 2 paar schoenen; tenslotte laat hij aan zijn natuurlijke zoon Victor zijn hofstede Ten Broeck met toebehoren na.
In domo habitationis Wilhelmi filii quondam Johannis Spierinc, sita op die Voert in Heeswijck.
(Niet genoemde notaris) instrumenteert, dat Johannes z.v.w. Johannes Spierinck van Heeswijck zijn testament maakt in het bijzijn van zijn vrouw Ida, luidend als volgt: hij regelt zijn uitvaart waarbij toortsen moeten branden, te verschaffen door de kerkfabriek van Heeswijck en door de castrale kapel van S. Anthonius aldaar; schenkt eenmalige legaten aan genoemde kerkfabriek, nl. 10 rijnsgulden, aan de kapel van S. Anthonius 5 rijnsgulden, aan de kapelaan aldaar 1 rijnsgulden, aan de koster 6 kromstaart; voorts legateert hij voor zijn jaargetijde een pacht van 2 vat rogge uit zijn huis Ten Broeck in Heeswijck, voor 5 dertigdagen-diensten (trencionalia), waarvan heer Henricus Schouwer-mans (rector van de castrale kapel) er twee, Rutgerus Vos (kapelaan in Dinther) één, de Minderbroeders in Buscumducis één, en de Predikheren aldaar ook één zullen verzorgen, 5 rijders; voor zijn nagedachtenis aan Arnoldus van de Wiel (pastoor van Heeswijk) 2 rijnsgulden; voor een wekelijkse mis aan het Maria-altaar een som gelds, goed voor de koop van een pacht van 4 mud rogge; voor de armen ter plaatse een som, goed voor de koop van een cijns van 1 mud rogge; hij spreekt vrouwe Johanna van der Leck (van kasteel Heeswijk) vrij van haar schuld aan hem, nl. 225 rijnsgulden, en schenkt aan zijn zuster Katharina zijn beste twee zwarte jassen, 2 mantels en 2 paar schoenen; tenslotte laat hij aan zijn natuurlijke zoon Victor zijn hofstede Ten Broeck met toebehoren na.
b. Eenv., klein extract op papier, in VIII. K. Map O.L.Vrouwealtaar Heeswijk (16de-eeuws).
c. Getypte tekst in Map-Afschriften.
Nota. De regeling van de toortsen is gebrekkig geformuleerd en onduidelijk.