In domo testatoris.
Notaris Theodericus Dommelmans van Helmont instrumenteert, dat heer Emondus Carnificis (Slagers), bedienaar van de vicarie van Dinter, bij testament zijn uitvaart regelt en een spinde verordent, nl. voor elke arme ½ stuiver; voorts schenkt hij eenmalig aan de kerkfabriek 20 peter voor een epitaaf bij het hoogaltaar of voor het aanbrengen van een gewelf in het priesterkoor (zie nota); voor een eeuwig jaargetijde met vigilie en mis, voor het inschrijven in het zielboek en het voorlezen vermaakt hij een pacht van 1 mud rogge, nader te verdelen onder de geestelijke, de kerk en de koster; aan heer Gerartszn, priester, een pacht van 1 mud voor het leven, nadien bestemd voor de erven van de erflater in Roda-S.Ode; aan zijn erven al zijn erfgoederen, onder nadere bepaling voor zijn oudste broer Johannes; aan zijn broer Mathias zijn paard; aan heer Johannes Keesmeker, zijn bloedverwant, een pacht van 1 mud voor het leven; aan zijn natuurlijke zoon Johannes de cijnzen van 22+10+ 22+5+2½ pond, ook voor het leven, plus een leengoed, de akker 't Hamme, 7 lopen groot, dit alles op voorwaarde, dat hij zich binnen 2 jaar priester laat wijden en met de bepaling, dat anders of bij zijn dood alles wordt verdeeld onder de kerkfabriek, de heiliggeesttafel en het Maria-altaar voor zielmissen; voorts voor het nog niet geconsacreerde altaar van S. Theobaldus 20 peter eenmalig en 2 zilveren kommen en 6 zilveren lepels voor een miskelk voor dat altaar en een pacht van 10 mud als fundatiegoed voor 4 wekelijkse missen aan dit altaar; met het verzoek aan deken en kapittel van S. Johannes in Buscumducis, als investiet (eigenlijke pastoor) en patroon van dit altaar, om zijn zoon Johannes als rector ervan aan te stellen; voorts eenmalig aan de koster 1 schild, aan zijn dienstmaagd Eringardis zijn bed, een beste koe, een zij spek, 1 mud rogge en zijn grijze jas; aan zijn dienstmaagd Agnes 1 schild; tenslotte aan de 4 bedelorden ieder 1 gulden; hierbij als executeurs aanstellend: vrouwe Johanna van der Leck, vrouwe van Heeswijck en Dinter, heer Arnoldus van Wijck, pastoor van Heeswijck, heer Johannes Keesmeker, priester, zijn broer Mathias, leek, en Theodericus Dommelmans, genoemde notaris, die alles in tegenwoordigheid van de getuigen: heer Henricus die Gruyter, pastoor van Boechoven, Arnoldus van Vairlair, boswachter van Dinter, Emondus Keesmeker, Theodericus Arnolduszn Wyrincx en anderen.
In domo testatoris.
Notaris Theodericus Dommelmans van Helmont instrumenteert, dat heer Emondus Carnificis (Slagers), bedienaar van de vicarie van Dinter, bij testament zijn uitvaart regelt en een spinde verordent, nl. voor elke arme ½ stuiver; voorts schenkt hij eenmalig aan de kerkfabriek 20 peter voor een epitaaf bij het hoogaltaar of voor het aanbrengen van een gewelf in het priesterkoor (zie nota); voor een eeuwig jaargetijde met vigilie en mis, voor het inschrijven in het zielboek en het voorlezen vermaakt hij een pacht van 1 mud rogge, nader te verdelen onder de geestelijke, de kerk en de koster; aan heer Gerartszn, priester, een pacht van 1 mud voor het leven, nadien bestemd voor de erven van de erflater in Roda-S.Ode; aan zijn erven al zijn erfgoederen, onder nadere bepaling voor zijn oudste broer Johannes; aan zijn broer Mathias zijn paard; aan heer Johannes Keesmeker, zijn bloedverwant, een pacht van 1 mud voor het leven; aan zijn natuurlijke zoon Johannes de cijnzen van 22+10+ 22+5+2½ pond, ook voor het leven, plus een leengoed, de akker 't Hamme, 7 lopen groot, dit alles op voorwaarde, dat hij zich binnen 2 jaar priester laat wijden en met de bepaling, dat anders of bij zijn dood alles wordt verdeeld onder de kerkfabriek, de heiliggeesttafel en het Maria-altaar voor zielmissen; voorts voor het nog niet geconsacreerde altaar van S. Theobaldus 20 peter eenmalig en 2 zilveren kommen en 6 zilveren lepels voor een miskelk voor dat altaar en een pacht van 10 mud als fundatiegoed voor 4 wekelijkse missen aan dit altaar; met het verzoek aan deken en kapittel van S. Johannes in Buscumducis, als investiet (eigenlijke pastoor) en patroon van dit altaar, om zijn zoon Johannes als rector ervan aan te stellen; voorts eenmalig aan de koster 1 schild, aan zijn dienstmaagd Eringardis zijn bed, een beste koe, een zij spek, 1 mud rogge en zijn grijze jas; aan zijn dienstmaagd Agnes 1 schild; tenslotte aan de 4 bedelorden ieder 1 gulden; hierbij als executeurs aanstellend: vrouwe Johanna van der Leck, vrouwe van Heeswijck en Dinter, heer Arnoldus van Wijck, pastoor van Heeswijck, heer Johannes Keesmeker, priester, zijn broer Mathias, leek, en Theodericus Dommelmans, genoemde notaris, die alles in tegenwoordigheid van de getuigen: heer Henricus die Gruyter, pastoor van Boechoven, Arnoldus van Vairlair, boswachter van Dinter, Emondus Keesmeker, Theodericus Arnolduszn Wyrincx en anderen.
b. Enigszins verkort afschrift in G. van den Elsen, Ms. Heeswijk en Dinther (1881), blz. 253-255.
Nota. "een gewelf in het priesterkoor aan te brengen"; aldus begrepen uit: "ad ornandum chorum ejusdem ecclesie sub tecto, vulgariter te wulven."