De kadastrale gemeente is verder verdeeld in een aantal secties, aangeduid met een hoofdletter (A, B etc.). De secties zijn samengesteld uit percelen, die zijn genummerd met arabische cijfers. Ieder perceel kan dus worden geïdentificeerd door kadastrale gemeente, sectie en nummer.
Bij de invoering van het kadaster in 1832 ontvingen de burgerlijke gemeenten ten behoeve van hun eigen dienst en van het publiek een aantal kadastrale bescheiden in de vorm van kopieën van de perceelsgewijze kadastrale legger, kopieën van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel (OAT) en de Suppletoire Aanwijzende Tafel (SAT), een overzichtskaart van de sectie- en bladindeling van de minuutplans en kopieën van die minuutplans zelf, in het algemeen de gemeenteplans genoemd. Later werden daar nog aan toegevoegd de Alfabetische Naamlijst en het zogenaamde Register nr. 71, een verwijzingsregister van de nummers der percelen naar de artikelen van de kadastrale legger.
Met andere woorden: bij de burgerlijke gemeenten berust een gedeelte van de kadastrale administratie in kopievorm.
Deze inventaris beschrijft de kadastrale bescheiden van de gemeenten Beers, Beugen, Boxmeer, Cuijk, Escharen, Gassel, Grave, Haps, Linden, Maashees, Mill & St. Hubert, Oeffelt, Oploo, Sambeek, Velp, Vierlingsbeek en Wanroij voorzover deze bewaard zijn gebleven. De gemeenteplans zijn buiten deze inventaris gebleven.
De verschillende categorieën bescheiden worden hierna kort uitgelegd, gevolgd door aanwijzingen voor het gebruik.