skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Archieven

7625 Dorpsbestuur Schaijk, 1643 - 1811

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Geschiedenis van het dorp Schaijk
Geschiedenis van het bestuur
7625 Dorpsbestuur Schaijk, 1643 - 1811
Inleiding
Historisch overzicht
Geschiedenis van het bestuur
Tot de inval van de Franse troepen in 1794 behoorde Schaijk tot het Land van Ravenstein, een kleine maar politiek belangrijke heerlijkheid, die een buffer vormde tussen Brabant en Gelre. Wegens de kleinschaligheid van dit 'landje' kon bestuurlijk worden volstaan met een landsbestuur, uitgeoefend vanuit Ravenstein. Het werd gevormd door een drost (als vertegenwoordiger van de landsheer), de schout en de rentmeester, bijgestaan door een landschrijver. * 
Ieder dorp afzonderlijk werd bestuurd door schepenen en borgemeesters. Het landsbestuur werd hier vertegenwoordigd door de richterbode. Bijstand verleenden de kerk- en armmeesters en de naburen. Allen tezamen vormden zij het 'corpus'. Zij werden gekozen volgens het gewoonterecht. *  In 1643 is er reeds sprake van de 'gesworens van Schaijc' en een bestuur bestaande uit schepenen en borgemeesters.
In de al meer genoemde lijst van 1591, is reeds sprake van 'schepenen'. Eén van deze schepenen wordt zelfs met name genoemd: Willem Jan Otten. Schepenen waren belast met de rechtspraak, het maken van verordeningen en de uitoefening van het dagelijks bestuur. Hiërarchisch maakte Schaijk deel uit van de schepenbank van Herpen. Deze schepenbank bestond uit zeven leden, drie uit Herpen, twee uit Schaijk en twee uit de Maaslandgemeenten (Deursen, Dennenburg, Demen, Langel en Huisseling). Sedert 1651 is er sprake van een afzonderlijke bank van Maasland. Jaarlijks traden vier leden af en wel zij die het langst zitting hadden. De drost benoemde de nieuwe schepenen uit een voordracht van drie. Eén nieuw lid kwam voort uit de voordracht van de in functie gebleven schepenen, de overige drie werden door de gesworenen voorgedragen. De schepenbank van Herpen was belast met zowel criminele als civiele rechtspraak. * 
De borgemeesters werden op voordracht van de zittende borgemeesters benoemd door de drossaard en wel voor een termijn van een jaar. Het ambt was onverenigbaar met dat van schepenen en van kerk- en armmeester. Om te voorkomen, dat bekwame lieden zich aan de benoeming tot borgemeester zouden onttrekken door zich beschikbaar te stellen voor één der andere vermelde ambten, werd het de zittende borgemeesters toegestaan een nominatie op te maken, vóórdat in de overige functies werd voorzien. Het ambt was namelijk niet erg geliefd; men was persoonlijk verantwoordelijk voor het tekort op de rekening. De borgemeesters hadden de zorg voor de plaatselijke financin. Zij verzorgden de invordering van de dorpspenningen en ongelden (belastingen) en betaalden de interesten, renten en alle andere dorpslasten. Bij achterstallige betalingen hadden zij het recht van parate executie: de inbeslagname en verkoop van goederen. *  De financiële verantwoording van de borgemeesters vindt men terug in de dorpsrekeningen. Deze werden in het openbaar afgehoord door de vereedens en de naburen, terwijl de landschrijver mede als vertegenwoordiger van de landsregering daarbij aanwezig was om toezicht te houden op de gang van zaken. Niet altijd voerde de borgemeester zijn 'werk' zelf uit. Om zijn aanzien te behouden en om zijn eigen risico zoveel mogelijk te beperken, liet hij het invorderen over aan de schatbeurder, die deze 'taak' pachtte tegen een schamel collecteloon. *  Behalve met genoemde financiële zaken waren de borgemeesters belast met het in medebewind uitvoeren van de door de landsregering uitgevaardigde besluiten, in hoofdzaak betreffende het schouwen van wegen en waterlopen alsmede enkel politionele zaken.
Een belangrijke functionaris in elk dorp van het Land van Ravenstein was de plaatselijke richterbode. Hij werd door de schepenbank benoemd en was bode, deurwaarder en secretaris tegelijk. Bij afwezigheid van de schout trad hij regelmatig op als substituut (plaatsvervanger). * 
Als dienaar der justitie komen we in Schaijk de rode roede tegen. Hij assisteerde de schout bij zijn werkzaamheden. Handhaven van de openbare orde was zijn primaire taak. Het weren van plunderaars en bedelaars behoorde ook tot zijn taak. Hulp kreeg de rode roede daarbij van de rotmeesters, die zorgden voor de nachtelijke controle. Zij waren per wijk aangesteld en sloegen alarm bij onder andere brand of diefstal. * 
Naast de beambten, belast met het regelen en beheer van wereldlijke goederen, had ieder dorp ook functionarissen belast met het beheer van kerkelijke goederen, de kerk- en armmeesters. De kerkmeesters voerden het beheer van de 'kerkfabriek'. Hun beleid werd neergelegd in de door hen op te maken kerkrekening, welke werd afgehoord ten overstaan van de pastoor, de president-schepen, twee schepenen en zes naburen. Ook waren zij belast met het beheer en onderhoud van de kerkelijke gebouwen en inventaris. De armmeesters waren belast met de parochiële armenzorg. Zij dienden de armenrenten in te vorderen en regelden de bedeling. De vaststelling van hun rekening geschiedde op dezelfde wijze als bij de kerkmeesters. * 
Na de inval van de Fransen in 1794 kwam de bovenbeschreven bestuursvorm op losse schroeven te staan. Diverse leden van het corpus vertrokken, maar hun plaatsen werden niet opgevuld. Niemand wist, wie het in het Land van Ravenstein voor het zeggen had; de Franse legerleiding stelde geen wetten en de voormalige landsheer keek er niet meer naar om. *  Aangezien er op de heide tussen Schaijk en Reek veelvuldig militaire troepen bivakkeerden, die van daaruit de omgeving afstroopten, was het noodzaak spoedig in dit bestuursvacuüm te voorzien. In Schaijk werd derhalve een nieuw dorpsbestuur gekozen via een volksstemming. Zo ontstond in 1795 in Schaijk de dorpsmunicipaliteit. * 
Vanaf 7 september 1796 golden in het Land van Ravenstein, dat officieel bij het Franse rijk was ingelijfd, de Franse wetten en reglementen. Het Uitvoerend bewind te Parijs bracht het Land van Ravenstein onder het voorlopig bestuur der overheerde landen tussen Maas en Rijn en Rijn en Moezel. François Joseph Rudler werd benoemd tot commissaris en belast met de bestuurlijke organisatie. *  Bij besluit van 31 december 1797 schaft hij de oude regeringen af. Daarvoor in de plaats kwamen kantonnale municipaliteiten. Burger Graffé werd aangesteld tot Commissaris van de Landen van Ravenstein, Megen, Boxmeer en Gemert. *  Op 23 januari 1798 vaardigde Rudler een besluit uit, waarbij de overgang van de oude naar de nieuwe wetgeving werd geregeld. Van dezelfde datum dateert het "Reglement over de plichten en eigenschappen der administratieve lichamen in de landen tussen Maas en Rijn en Rijn en Moezel".
Dit reglement bepaalde onder meer, dat in iedere gemeente beneden de 5.000 inwoners een regeringsagent en een adjunct aangesteld dienden te worden. *  De gezamenlijke agenten uit het kanton vormden het bestuur, de kantonnale municipaliteit. Deze bestuursorganisatie was geen lang leven beschoren, aangezien bij verdrag van 5 januari 1800 onder andere het Land van Ravenstein werd verkocht aan de Bataafse Republiek. Daardoor onderging de bestuursorganisatie wederom een verandering, het gecedeerde land zou afzonderlijk bestuurd worden. Met de 'superintendentie' werd belast de Commissaris van het Staats-Bewind der Bataafse Republiek bij het Departementaal Bestuur van de Dommel, de heer G.A. Visscher. *  Tot 1805 behouden de gecedeerde landen een afzonderlijke regering. Bij besluit van 20 september 1805 worden ze gebracht onder het Departement Bataafs Brabant van de Bataafse Republiek. Het provisioneel bestuur, ingesteld op 8 maart 1800, werd ingetrokken en het bestuur van voormeld Departement daarvoor in de plaats gesteld. Het Land van Ravenstein en daarmede Schaijk werd een integrerend deel van Brabant.
Het einde van de Bataafse Republiek komt op 5 juni 1806. Dan benoemt Napoleon zijn broer Lodewijk tot koning van het koninkrijk Holland. Aanvankelijk verandert er niets aan de departementale indeling; alleen heet Bataafs Brabant voortaan Brabant.
In 1810 werd het gehele koninkrijk Holland ingelijfd bij Frankrijk en was de Franse wetgeving dus andermaal van toepassing. Er kwam een verdeling in departementen, met aan het hoofd een préfect, een conseil de préfect en een conseil général. De departementen waren onderverdeeld in arrondissementen en deze op hun beurt in kantons. Schaijk ressorteerde onder het kanton Ravenstein, arrondissement Nijmegen in het departement van de Monden van de Rijn. *  Het gemeentebestuur werd nu gevormd door een maire, die geassisteerd werd door een maire-adjoint en de conseil municipal, bestaande uit tien leden; zij werden allen door de préfect benoemd.
Het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Datering:
1643-1811
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch