Archieven

274 Gijsbert Claese van Hirtum en Willem Raijmakers beijde inwoonder alhier. Dewelke verklaerde te vernietigen en te annulleere soodanige accord als sij tesamen hebben aangegaan en gepasseert voor schepenen deeses Vrijheit op de 19e februarij 1763 etc.

273 Borgbrief voor Sijmon van Rulo. Hij gaat naar Boxtel.

272 Deijling tusschen Corstiaen Poulus Corsten, Jan van Run als in huwelijk hebbende Theodora Poulus Corsten ende Dingena Poulus Corsten weduwe van Jan van Grinsven ende Hendrina Poulus Corsten, alle inwoonderen soo alhier op Bersselaar, als binnen Boxtel. Te samen kinderen en erfgenamen van wijlen Poulus Corsten ende Maria Janse Schellekens in leeve egte lieden en gewoont hebbende alhier op Bersselaer. O.a. aan Corstiaen Poulus Corsten een huijs, hof en aangeleege landerijen, geleege onder Bersselaer, genaamt het Vossenhool. Aen erve met eene seijde de weduwe Eijmert Clomp met meer andere, dander seijde Luijcas Eijkemans met meer andere, het een eijnde den armen van Gemonde, het ander eijnd de heer Weijgerganx. Aen Dingena Poulus Corsten een huijs, schuur, esthuijs, hof en aengeleege landerijen, geleege onder Bersselaer en aldaer aen erve de eene seijde de weduwe Jan Geerit Aerts, dander seijde en eijnde Jan Klomp, dander eijnde de gemeente.

271 Wij Jan Willem van Nouhuijs, Hendrik Abbenes en Dirk van de Rijt scheepenen, en mitsgaders Willem Jan Gualtheri, secretaris deese vrijheit Sint Oedenrode. Doen conde en certificeeren bij deesen dat wij ter requisitie van Cornelis van de Laar als huurder van seeker huijs en erve, geleegen alhier bij de Roomsche Kerkschuur, ons op heede hebben vervoegt bij het gemelde huijs, ten eijnde aldaer beleijdingen te doen, over soodanige defecten als bevonden mogten worden, nootsakelijk te sijn gerepareert ofte vernieuwt, en sulx ten bijwesen en met assumptie van Willem van der Horst, architecqt te S' Bosch en Arnoldus van de Loo meester timmerman en Jan Teunisse van Rooij meester metselaer alhier. En bevonden dat voorschreven huijs soodaig uit sijn cragt ontset, dat hetselve door geene reparatie kan worden herstelt, en in cas daer aan veranderinge soude moeten geschiede, hetselve in de grond behoorde te worden afgebroken en vernieuwt.