skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Arnout van Erp
Arnout van Erp Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Arnout van Erp
Arnout van Erp Bhic

Archieven

5068 Heyms- of Mannengasthuis ( Heymstichting) te Vught, 1666-1967

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
5068 Heyms- of Mannengasthuis ( Heymstichting) te Vught, 1666-1967
Inleiding
Historisch overzicht
In de geschiedenis van het Heyms- of Mannengasthuis zijn vier perioden te onderscheiden:
1. De periode 1372-1887, waarin het beheer werd gevoerd door de familie Heym (1372-1681) en de familie van Beresteijn (1681-1887);
2. De periode 1887-1947, waarin het beheer werd gevoerd door het Algemeen Armbestuur van Vught;
3. De periode 1947-1964, waarin het beheer werd gevoerd door de gemeentelijke instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon;
4. De periode 1964-heden, waarin het beheer werd en wordt gevoerd door burgemeester en wethouders van Vught.
Het Heyms- of Mannengasthuis werd in 1372 te 's-Hertogenbosch gesticht door Arnoldus Heym. Het gasthuis zou oorspronkelijk hebben gestaan op de Vughterdijk achter de toenmalige St. Corneliskapel. Na de verovering van 's-Hertogenbosch in 1629 werd het door Jonkheer Hendrik Heym (welke familie in 1464 in het bezit van het kasteel Maurick was gekomen) naar Vught overgebracht in een huis, dat heeft gestaan op de hoek van de Boxtelseweg en de Peperstraat.
Het doel van de Stichting was de huisvesting van vier oude mannen, waaraan een huishoudster ter verzorging was toegevoegd. Aan deze mannen werd een stukje land ter beschikking gesteld, dat zij zelf moesten bebouwen. Daarnaast ontvingen zij van de Stichting enig geld ter voorziening in het levensonderhoud.
De familie Heym, behorend tot een van de katholieke regeringsgeslachten, verarmde tijdens de generaliteitsperiode en verkocht in 1681 het kasteel Maurick aan de familie van Beresteijn.
Deze familie beschouwde zich enkele eeuwen lang ook als beheerder van de bezittingen van het Heyms- of Mannengasthuis.
Toen in 1884 Jonkheer Gijsbert van Beresteijn zonder opvolger overleed, drongen Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant er bij het gemeentebestuur op aan zich tot de koning te wenden om een voorziening te treffen inzake het Heyms- of Mannengasthuis.
Deze regeling kwam tot stand bij Koninklijk Besluit van 20 augustus 1887, waarbij werd bepaald, dat:
1. de bezittingen en inkomsten van het Heyms- of Mannengasthuis te Vught zullen worden bestemd tot ondersteuning van mannen ouder dan 60 jaar, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid en, voor zover de inkomsten der Stichting dit toelaten, tot verpleging in het daarvoor vanouds bestemde gesticht van vier zodanige mannen;
2. dat het beheer over de bezittingen en inkomsten van gemeld gasthuis wordt gevoerd door het Algemeen Armbestuur van Vught, later genaamd het Burgerlijk Armbestuur. Om in het bezit te komen van gelden, goederen, titels en papieren heeft het Armbestuur een proces moeten voeren tegen de erfgenamen van Jonkheer Gijsbert van Beresteijn, welk proces door het Armbestuur werd gewonnen.
Om een betere greep te hebben op de besteding van gelden uit het Heyms- of Mannengasthuis of de Heymstichting door het Burgerlijk Armbestuur besloten Burgemeester en wethouders op 16 juni 1928 deze instelling te rangschikken onder de instellingen van weldadigheid, als bedoeld in artikel 2, sub a der Armenwet.
Hierdoor werd de Heymstichting een burgerlijke instelling van weldadigheid in plaats van een particuliere.
Dit had, tot gevolg dat een aantal artikelen van de Armenwet die toezicht op het beheer van de gelden garandeerden, van toepassing werden op de Heymstichting. Het gemeentebestuur was n.l. van mening dat de doelstelling door het Burgerlijk Armbestuur niet juist meer werd nageleefd.
Op 20 mei 1946 besloot de raad der gemeente Vught tot reorganisatie van de burgerlijke armenzorg en tot oprichting van een gemeentelijk bureau voor Sociale Zaken. Redenen waren de toename van de overheidszorg op het gebied van de hulpverlening en het verlangen van het gemeentebestuur meer direct invloed te gaan uitoefenen op de gang van zaken en meer speciaal op de besteding der gelden. Deze veranderingen gingen gepaard met naamswijziging. De benaming Burgerlijk Armbestuur werd gewijzigd in Maatschappelijk Hulpbetoon, omdat de eerstgenoemde naam het complex van werkzaamheden en bemoeiingen, dat het bestuur der instelling voor zijn rekening zou krijgen, niet meer dekte.
Het beheer van de Heymstichting kwam ook bij de nieuwe instelling te berusten, die met enkele veranderingen, toch eigenlijk een voortzetting was van het oude Burgerlijk Armbestuur.
Op 1 januari 1965 trad de Algemene Bijstandswet in werking. Op dat tijdstip kende Vught twee burgerlijke instellingen van weldadigheid, n.l. de gemeentelijke instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon en de Heymstichting.
Volgens artikel 86 van de Algemene Bijstandswet staken op het moment van invoering van de wet de burgerlijke instellingen van weldadigheid de vervulling van hun taak, die ingevolge de wet door burgemeester en wethouders zal worden vervuld. Een instelling opgericht na 1 september 1912 wordt door de wet opgeheven. Daar beide genoemde instellingen op 1 september 1912, het tijdstip van in werking treding van de Armenwet al bestonden, was artikel 88 van de Algemene Bijstandswet van toepassing, in welk artikel is bepaald dat binnen twee jaren na het in werking treden van deze wet de gemeenteraad moet bepalen, na overleg met het bestuur van de burgerlijke instelling van weldadigheid of een deel van het vermogen en zo ja, welke deel van het vermogen der instelling op de gemeente overgaat, dit in verband met de overgang van de taak van de bijstandsverlening op burgemeester en wethouders.
Wat Maatschappelijk Hulpbetoon betreft lag de situatie eenvoudig. De gehele taak van deze instelling was naar de gemeente overgegaan, zodat het redelijk was, dat ook het gehele vermogen aan de gemeente zou overgaan, waartoe bij raadsbesluit van 23 november 1966 werd besloten, nadat gebleken was, dat het bestuur der instelling zich ermee kon verenigen.
Voor de Heymstichting lag de zaak enigszins anders. Op grond van haar doelstelling vervulde deze stichting geen bijstandsverlenende taak.
Jaarlijks werd ten laste van de Heymstichting aan Maatschappelijk Hulpbetoon een bedrag van fl 3.000,- uitgekeerd als bijdrage in de kosten van ondersteuning van oude mannen, maar van een individuele steunverlening was hier geen sprake, zodat deze bijdrage niet kon worden gezien als steunverlening in de zin van de Armenwet.
Het feit dat de Heymstichting door de in werking treding van de Algemene Bijstandswet haar activiteit moest staken had niet tot gevolg dat een taak werd afgestoten, welke burgemeester en wethouders moesten overnemen. Voor de gemeente had dit geen verhoging van uitgaven tot gevolg zodat er dan ook geen reden was hiervoor compensatie te verlenen door middel van overdracht van het gehele of van een gedeelte van het vermogen.
Het bestuur van de instelling sprak zich unaniem uit voor instandhouding van het gehele vermogen.
Bij raadsbesluit van 23 november 1966 werd dan ook besloten:
a. te bepalen, dat het vermogen van de Heymstichting, bestaande uit landerijen, schuldvorderingen en obligaties niet op de gemeente overgaat, omdat van deze instelling geen taak naar de gemeente is overgegaan;
b. in te stemmen met door burgemeester en wethouders te nemen maatregelen voor wat betreft voorziening in het bestuur en de doelstelling van de Heymstichting.
Gelet op artikel 8 van de Rompwet instellingen van weldadigheid besloten Burgemeester en wethouders op 7 december 1966 als nieuwe doelstelling voor de Heymstichting aan te wijzen "Dienstverlening aan bejaarden in de ruimste zin". Overwegingen bij de besluitvorming waren
a. dat er van. de Heymstichting geen Statuten of Stichtingsbrief bekend zijn, waaraan een nieuwe doelstelling kan worden ontleend;
b. dat de Heymstichting moet blijven voortbestaan omdat zij op maatschappelijk en sociaal terrein een belangrijke dienstverlenende taak kan vervullen.
Beide besluiten verwierven de goedkeuring van gedeputeerde staten op 1 februari 1967.
Nu de doelstelling was geregeld moesten nog maatregelen worden genomen ter voorziening in het bestuur van de instelling.
De gemeentelijke instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon, die belast was geweest met het bestuur van de Heymstichting was bij raadsbesluit van 23 augustus 1967 opgeheven.
Op verzoek van burgemeester en wethouders werd op 3 april 1968 door gedeputeerde staten besloten het college van burgemeester en wethouders van Vught te belasten met het in artikel 11, lid 1 van de Rompwet Instellingen van Weldadigheid bedoeld beheer van de Heymstichting te Vught.
Overwegingen hierbij waren
a. dat het bestuur van de Heymstichting vanaf 1887 is toevertrouwd aan een burgerlijke instelling van weldadigheid, dus aan een bestuurscollege, dat rekening en verantwoording verschuldigd was aan het gemeentebestuur,
b. dat het in overeenstemming is met de in het verleden gevolgde gedragslijn om het bestuur van de Heymstichting op te dragen aan de burgerlijke overheid,
c. dat burgemeester en wethouders van Vught daarom voorstellen hen te belasten met het beheer van de bezittingen en inkomsten van de Heymstichting en dat hun college (gedeputeerde staten) zich met deze opvatting kan verenigen.
Dit besluit verwierf koninklijke goedkeuring op 18 juni 1968.
Zoals eerder werd vermeld zijn op de Heymstichting van toepassing de bepalingen van de Rompwet Instellingen van Weldadigheid, een wet, die de bepalingen van de Armenwet samenvat, die na de in werking treding van de Algemene Bijstandswet gehandhaafd zijn gebleven.
Voor de Heymstichting zou op grond van artikel 20 van de Rompwet Instellingen van Weldadigheid een reglement moeten worden vastgesteld door de gemeenteraad. Een dergelijk reglement is echter nog niet tot stand gekomen. Er schijnt destijds, wel een ontwerp te zijn gemaakt.
De bepalingen van de wet hebben verder o.m. betrekking op onderzoek geldelijk beheer en boekhouding, het beleggen van gelden, het vervreemden e.d. van onroerende goederen, en het doen van uitgaven voor gebouwen waarvan de kosten een door gedeputeerde staten te bepalen bedrag te boven gaan.
Het laatste artikel (27) behandelt de begrotingen en rekeningen van de instellingen.
Volgens dit artikel zijn deze onderworpen aan de goedkeuring van de gemeentere met een beroepsmogelijkheid bij gedeputeerde staten.
Vught, 5 november 1981
Mej. V. de Kort
Ambtenaar gemeente-archief.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlagen

Kenmerken

Datering:
1666-1967
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch
Openbaarheid:
Deze toegang bevat een of meer stukken die tot 1 januari 2043 niet zonder meer openbaar zijn.
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.

Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.