skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Roxanne Lokin
Roxanne Lokin Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Roxanne Lokin
Roxanne Lokin Bhic

Archieven

2006 Mechelse aanwinsten van het bisdom Den Bosch, 1330-1719

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiƫrarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiƫrarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
Lotgevallen van het archief
Inventarisatie
Aanwijzingen voor het gebruik
Regesten
40 1418-04-24.
Notaris Theodericus de Mosa Johannis verklaart dat Gijselbertus de Bakel, priester en plebaan van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, zijn testament maakt waarbij hij geld legateert aan de kerken van Luik en 's-Hertogenbosch, aan de dienstdoende plebaan heer Rutgerus, aan de koster, aan zijn bloedverwant heer Everardus de Doern en aan de fabrieksmeesters. Hij legateert een erfcijns uit huis en erf in de Hinthamerstraat aan zijn huishoudster Elizabeth, natuurlijke dochter van Michael Lange, gedurende haar leven, daarna toevallend aan zijn stichting in het nieuwe koor van de kerk aan de zuidzijde ter ere van Christus, Maria en Bartholomeus voor vier wekelijkse missen. Als hij sterft voordat het altaar gebouwd en gewijd is, dan moet genoemde Everardus die missen voorlopig opdragen aan het altaar van Sint-Lambertus achter in de kerk aan de oostzijde, op straffe van 1 oude groot per mis bij verzuim ten behoeve van de fabrieksmeesters, de canonieke uren te volgen en een mis te lezen aan het altaar, gesticht door Albertus Potter. Hij legateert aan het altaar misbenodigdheden, twee altaarkleden, zijn missaal en zijn breviarium, aan een ketting en voor ieder te lezen. Hij legateert een erfcijns uit een goed in Asmyt in Empel voor de miswijn, 4 cijnshoenen uit een goed in Empel aan de kerkmeesters, een erfcijns uit een goed aan het eind van de Hinthamerstraat aan het kapittel voor jaargetijden voor diverse personen. Hij legateert aan zijn altaar twee roggepachten, waarvan een uit een goed in Geffen. Als eerste twee bedienaren van zijn altaar presenteert hij Everardus en heer Rutgerus, daarna mogen de fabrieksmeesters een bedienaar presenteren met plicht zijn woonhuis te bewonen onder nadere voorwaarden. Hij doet schenkingen aan particulieren, regelt zijn begrafenis, kiest zijn graf bij het door hem gestichte altaar, regelt een spijnde bij de Tafel van de Heilige Geest en schenkt nog een erfcijns aan zijn altaar. Hij kiest als uitvoerders van zijn testament de heren Rutger
us de Audenhoven en Everardus de Doern en de fabrieksmeesters Johannes Sceffeneer en Arnoldus de Andel. Gedaan in het woonhuis van de testator aan de noordzijde van het kerkhof van de Sint-Jan. Op (dag niet ingevuld) februari 1421 geven deken en kapittel hun goedkeuring aan dit testament. Notaris Philippus de Bonyngen geeft authentiek afschrift.
53 1424-03-17.
Notaris Johannes Gruter de Venrade, priester, oorkondt dat Gerardus Groy en zijn vrouw Heylwigis, dochter van Michael de Breda en weduwe van Johannes Losschart, hun testament maken. Ze herroepen al hun voorgaande testamenten, met uitzondering van dat van Heylwigis en Johannes van 1420-08-02 voor notaris Theodericus de Mosa en legaten door Gerardus aan Henricus de Aerle en de stichting van een altaar in de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch. Ze wensen begraven te worden in de koorgang van het nieuwe koor bij de sacristie naast het nieuwe altaar daar. Ze schenken geld aan de Sint-Lambertuskerk in Luik en voor hun begrafenis aan de kerkfabriek van de Sint-Jan. Aan deken en kapittel van de Sint-Jan schenken ze een roggepacht in Oss onder nadere voorwaarden omtrent hun jaargetijde; aan de kapelaans een erfcijns in Heeswijk onder vergelijkbare voorwaarden; aan de twee kapelaans op het Maria-altaar van de Lieve Vrouwe Broederschap een erfcijns uit een huis in Boerde in 's-Hertogenbosch; aan de Tafel van de Heilige Geest en de armen van het gasthuis bij de Gevangenpoort een wei bij Smeestersdonck bij 's-Hertogenbosch met een deel voor de monialen en gesluierden van het gasthuis; aan de Infirmerie van het Groot Begijnhof geld; aan de predikheren, minderbroeders, clarissen, Porta Celi en de kerkfabriek van het klooster Hooidonk in Wetten geld. Gerardus geeft aan zijn natuurlijke dochter Elisabeth, verwekt bij Ghesa dochter van Happ de Heesbeke de Oirscot, erfpachten en erfcijnzen in Nistelrode en Heeswijk; land in De Vliert en De Peper en in Orthen in de Orthensche Donck onder nadere voorwaarden; aan andere particulieren erfpachten en erfrenten, onder meer in Tilburg en in 's-Hertogenbosch (hoek Corenstrate en Kerstraet), in Vught in Wijssemien, op Die Oeteren en in de Hinthamerstraat, in de Wijacker in Dinther, in Maren, aan het eind van de Orthenstraat. Ten slotte maken ze regelingen over hun roerende goederen en het vruchtgebruik van hun onroerende goederen. Getuigen zijn heer Johannes Mynne, Willelmus de Ghiessen en Romboldus Cantor, vicarissen van de Sint-Jan. Gedaan in de Sint-Janskerk in de kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap.
61 1427-08-19.
Notaris Theodericus de Mosa Johannis oorkondt dat Ghiselbertus, zoon van wijlen Johannes Everardi de Hyntham, poorter van 's-Hertogenbosch, zijn testament maakt waarbij hij geld schenkt aan de kerkfabriek van Luik, de kerkfabriek van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, aan de armen van het Groot Gasthuis bij de Gevangenpoort van 's-Hertogenbosch en aan de huisarmen; een roggepacht uit 't Goet te Neysel in Sint-Oedenrode aan zijn nicht Yda, dochter van zijn broer Henricus, erfcijnzen uit goederen in Schijndel, onder meer van de kinderen van Petrus van der Weteringhen, en uit een huis in de Orthenstraat in 's-Hertogenbosch. Aan zijn zuster Elizabet in Breda legateert hij een erfcijns in Oss, erfpachten in Schijndel en Boxtel, erfcijnzen en -pachten in Helvoirt. Aan Elisabeth, vrouw van Johannes Tolinc in Hintham een erfpacht en erfcijns in Oss, een beemd in Roemput en land in Hintham; aan zijn nicht Oda, dochter van zijn broer Henricus, roggepachten in Schijndel, Esch en Boxtel; aan Theodericus Tolinc zoon van Johannes zijn woonhuis met erf en hof en een roggepacht in Haaren bij Oisterwijk in Hadichsdonck onder nadere voorwaarden. Gedaan in 's-Hertogenbosch in het woonhuis van Ghiselbertus in de Vughterstraat aan de Molenbrugge.
2006 Mechelse aanwinsten van het bisdom Den Bosch, 1330-1719
Inleiding
Regesten
61
1427-08-19.
Notaris Theodericus de Mosa Johannis oorkondt dat Ghiselbertus, zoon van wijlen Johannes Everardi de Hyntham, poorter van 's-Hertogenbosch, zijn testament maakt waarbij hij geld schenkt aan de kerkfabriek van Luik, de kerkfabriek van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, aan de armen van het Groot Gasthuis bij de Gevangenpoort van 's-Hertogenbosch en aan de huisarmen; een roggepacht uit 't Goet te Neysel in Sint-Oedenrode aan zijn nicht Yda, dochter van zijn broer Henricus, erfcijnzen uit goederen in Schijndel, onder meer van de kinderen van Petrus van der Weteringhen, en uit een huis in de Orthenstraat in 's-Hertogenbosch. Aan zijn zuster Elizabet in Breda legateert hij een erfcijns in Oss, erfpachten in Schijndel en Boxtel, erfcijnzen en -pachten in Helvoirt. Aan Elisabeth, vrouw van Johannes Tolinc in Hintham een erfpacht en erfcijns in Oss, een beemd in Roemput en land in Hintham; aan zijn nicht Oda, dochter van zijn broer Henricus, roggepachten in Schijndel, Esch en Boxtel; aan Theodericus Tolinc zoon van Johannes zijn woonhuis met erf en hof en een roggepacht in Haaren bij Oisterwijk in Hadichsdonck onder nadere voorwaarden. Gedaan in 's-Hertogenbosch in het woonhuis van Ghiselbertus in de Vughterstraat aan de Molenbrugge.
Ontwikkelingsstadium:
origineel inv.nr. 135
62 1427-08-27.
Notaris Arnoldus Roveri oorkondt dat Aleidis en Gherburgis, dochters van Eduwardus de Os, begijnen van het Groot Begijnhof in 's-Hertogenbosch, hun testament maken waarbij ze geld geven aan de kerkfabriek van Sint-Lambert in Luik, een erfcijns aan de pastoor van het begijnhof uit een huis en erf aan de Vismarkt in 's-Hertogenbosch, waarvoor hij hun jaargetijde moet doen, hun namen in het overlijdensregister schrijven en alle zondagen voor hen moet (laten) bidden; aan de investituur van die kerk een jaarlijks bedrag uit goederen in Empel, waarvoor de pastoor twee missen per week moet doen op het altaar van Sint-Willibrord; aan de kerkfabriek van het begijnhof geld om een rente te kopen, waarvoor de meesteressen waskaarsen moeten kopen ten behoeve van genoemde jaargetijden; ten behoeve van een nieuw te stichten altaar in de Sint-Jan tegenover het portaal aan de zuidzijde als tweede fundatie ter ere van de heiligen Stephanus, Georgius en Christophoor een rente uit goederen in Empel, welke eerste bedienaar ze zelf willen presenteren, daarna te presenteren door deken en kapittel, met en zo mogelijk uit de naaste erfgenamen, met drie wekelijkse missen als last; aan het gasthuis bij de Gevangenpoort schenken ze een roggepacht uit goederen in Tilburg; twee roggepachten uit dezelfde goederen aan de oude (grote) infirmerie van het begijnhof en aan het huis voor arme personen, gesticht in het begijnhof door Petrus Gorter en Aleydis Troyaes; geld aan haar bloedverwant Theodricus de Somerghen in Aalst en aan drie zonen van Gerardus de Berkel en land in Kessel aan twee van hen. Gedaan in de Sint-Jan naast het altaar van Sint-Laurentius.
77 1434-07-20.
Notaris Johannes Gruter de Venrade oorkondt dat Yda, dochter van wijlen Henricus Johannis Everardi de Hyntam, begijn van het Groot Begijnhof in 's-Hertogenbosch, haar testament maakt waarbij ze geld legateert aan de kerkfabriek van Luik en aan die van de Sint-Jan, voor een waskaars in de begijnenkerk voor het Heilig Sacrament en ter opsiering van de beelden van Maria, Catharina en Barbara in de begijnenkerk. Ze schenkt een pond was voor waskaarsen of -lichten op het altaar van het Heilig Kruis en Sint-Jan evangelist in die kerk. Aan de pastoor van het begijnhof schenkt ze een roggepacht in Berlicum met als last gedurende een jaar maandstonden en een jaargetijde voor haar, haar ouders en vrienden, inschrijven van haar naam en die van haar ouders in het overlijdensregister en die iedere zondag van de preekstoel aflezen. Een roggepacht uit 't goet Ten Eynsel in Sint-Oedenrode en een erfcijns in Schijndel uit 't Guet ter Kijnderen van der Weteringhen bestemt ze voor een wekelijkse mis in de begijnenkerk en bij niet doorgaan daarvan aan de Tafel van de Heilige Geest en het Groot Gasthuis bij de Gevangenpoort in 's-Hertogenbosch. De huidige rector van de begijnenkerk, Johannes Haze, zal er gedurende zijn leven het vruchtgebruik van hebben. Aan de arme zusters of begijnen die in de Grote Infirmerie van het begijnhof wonen, schenkt ze een roggepacht uit genoemde hoeve in Sint-Oedenrode. Aan de arme zusters of begijnen in de nieuwe infirmerie die Petrus Gorter op het begijnhof heeft laten bouwen, schenkt ze ook een roggepacht uit die hoeve. Aan de kerkfabriek van het begijnhof schenkt ze voor haar begrafenis daar voor het altaar van Sint-Jan evangelist een erfcijns uit de genoemde goederen in Schijndel. Een roggepacht in Berlicum schenkt ze aan deken en kapittel van Sint-Jan en de predikheren voor een jaargetijde en maandstonden gedurende een jaar daar met inschrijving in het dodenregister. Een erfcijns in de Orthenstraat schenkt ze aan de armen van het Groot Gasthuis. bij de Gevangenpoort. Ten slotte geeft ze legaten aan familieleden en vrienden, onder meer aan de begijnen Margaretha de Oss, Gertrudis Cloets, Hille de Oss en de kluizenaressen in Vught, Orthen, Bokhoven en Vlijmen, was voor verlichting van het Heilig Sacrament in de begijnenkerk en geld voor drie dertigsten, op te dragen door investiet Johannes Haze, de vicecureit van de Sint-Jan Hermannus ten Colcke en heer Reynerus Reyneri de Gorchem. Uitvoerders van haar testament zijn de begijnen Oda van den Calfshovel (haar zuster), Cristina de Vlymen en Agnes Noppen. Gedaan in de woonkamer van de erflaatster op het begijnhof.
79 1438-08-11.
Notaris Johannes Osman oorkondt dat Gerardus Polslawer, deken van Sint-Petrus, en Theodericus de Orten, kanunnik van Sint-Martinus in Luik, als executeurs-testamentair van wijlen heer Johannes de Os, kanunnik van de Grote Kerk in Luik en van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, een kapelanie of vicarie ter ere van de heilige apostelen Petrus en Johannes en de heilige bisschop Lambertus gesticht hebben als tweede fundatie op het altaar van Sint-Michael en Apollonia in de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch voor het zielenheil van Johannes, zijn ouders en zijn weldoeners. De eerste twee rectoren zullen worden gepresenteerd door Gerardus, daarna komt de presentie toe aan deken en kapittel. Last voor de eerste rector is drie wekelijkse missen, voor zijn opvolgers vier. Als dos worden gegeven erfpachten uit een hoeve van Deynaldus de Vladeracken in Aarle, een huis met toebehoren in de Hinthamerstraat in 's-Hertogenbosch tegenover het kerkhof, de helft uit de watermolen in Erp met toebehoren, een huis met toebehoren, land Uter Dijck in Den Ham en ander land in Groot Lith, land in Kessel op Die Wijcken en in Rijntkingen, en een kampje in Sint-Oedenorode in Evershuec. Ages, buitenechtelijke zuster van Johannes, krijgt een deel van de inkomsten in vruchtgebruik. Gedaan in het huis van de notaris in aanwezigheid van Ghiselbertus Back en Johannes Gruter, kanunniken van de Sint-Jan, Nicolaus Gheyster, kapelaan in de Sint-Petrus te Luik, Philippus de Boningen, clericus, en Johannes de Orthen laicus.
84 1440-06-18.
Notaris Johannes Gruyter oorkondt dat, in aanwezigheid van deken Petrus Crom en het kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, jonkvrouw Katherina, weduwe van Johannes Hoernkens, en haar zoon Gerardus, meester in de kunsten, inwoners van 's-Hertogenbosch, een vicarie of kapelanie gesticht hebben in de Sint-Jan aan een nog te bouwen altaar in het schip van de kerk achter de preekstoel aan de rechterzijde in zuidelijke richting, waar ze ook hun grafplaats kiezen, ter ere van de Heilige Drie-eenheid, de Maagd Maria en de heiligen Filippus, Anthonius en Agnes. De minstens 24-jarige rector moet wekelijks vier missen lezen, bij verwaarlozing waarvan hij boete moet betalen aan de schrijver, de koster en de roededrager van het kapittel. Hij moet de canonieke uren met het kapittel meevieren, voldoende geschoold zijn in de zangkunst, verwant zijn aan de stichters en geen ongeoorloofde omgang met vrouwen hebben. Na de dood van de stichters komt de collatie toe aan deken en kapittel en aan de bezitter van een kamp land in Meerwijk in Polsbroeck. Uit deze kamp komt een erfcijns toe aan deken en kapittel die hiervoor een jaargetijde moeten houden voor de twee stichters, Arnoldus Hoernkens en Gerardus de Eyck en zijn vrouw Heylwigis. Hiervan krijgt de plebaan of vicepastoor een deel om hun namen zondags af te lezen. Voor deze kapelanie schenken ze een deel van een erfcijns die heer Wilhelmus de Boxtel, ridder, zoon van heer Henricus de Boxtel, ridder, vroeger moest betalen uit goederen geheten Die Weyeboenre in de parochie Boxtel ter plaatse geheten Lyemderwalt tussen de gemeint van Sint-Oedenrode in oostelijke richting en de gemeint van Oirschot in westelijke richting, grenzend aan een zijde aan de gemeint van Liempde. Ze presenteren als eerste rector heer Theodericus Nobell, meester in de kunsten, die deken en kapittel zullen benoemen na wijding van het altaar. Gedaan in de kapittelzaal met als getuigen de notarissen Rutgerus de Arkel en Johannes Pels.
93 1442-07-13.
Petrus Mollener, plebaan van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, oorkondt dat Wilhelmus de Haren, poorter van 's-Hertogenbosch, zijn testament maakt waarbij hij geld legateert aan de kerkfabriek van Luik, aan de kerkfabriek van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch en aan de Maagd Maria in die kerk. Hij schenkt aan zijn clericus Henricus de Macheren een erfpacht, te betalen in Uden, en zijn woonhuis met toebehoren en inboedel in de Hinthamerstraat in 's-Hertogenbosch. Daarvoor moet Henricus drie wekelijke missen opdragen in het klooster van Sint-Clara in 's-Hertogenbosch. Hij schenkt aan Margareta dochter van Theodericus Cuper een erfpacht, te betalen in Middelrode door Johannes Muts, in Sint-Oedenrode door Henricus Scriver en op Oesterheze in Uden door een zekere Coel. Hij schenkt aan de broeders, clerici en zusters van Orthen in 's-Hertogenbosch een erfpacht, te betalen in Nistelrode door Johannes Wilde, gelijkelijk te verdelen. Aan de plebaan Petrus schenkt hij een erfpacht en aan diens ambtgenoot plebaan Jacobus de Liss schenkt hij geld, evenals aan de koster van de Sint-Jan. Hij schenkt aan de Tafel van de Heilige Geest een erfpacht, aan Everardus die Bruyn geld wegens verplichtingen en een erfpacht, en aan de heiligen Katherina, Agatha en Barbara in de Sint-Jan geld. Aan de zusters van de Derde Orde van Sint-Franciscus op de Papenhuls geeft hij een erfpacht in Heeswijk. Ter verbetering van een mis in de Sint-Jan schenkt hij aan de clericus Adrianus Bertoldi een erfpacht gedurende diens leven, waarna die toevalt aan deken en kapittel voor een mis op een altaar daar. Ten slotte schenkt hij aan drie particulieren zijn groene, zwarte en rode mantels. Gedaan in het woonhuis van de testator.
113 1453-01-26.
Notaris Johannes de Ghemert oorkondt dat heer Wilhelmus Colenzoen, kanunnik en procurator van het kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, en heer Johannes de Wesalia, biechtvader en procurator van de zustergemeenschap van Sint-Andreas in 's-Hertogenbosch, geheten Van Orthen, hun geschil inzake de oprichting en de wijding van een kapel, drie altaren en een kerkhof bij het klooster onderworpen hebben aan een uitspraak van Petrus de Molendino, doctor in de rechten en deken van Sint-Paulus in Luik, en Eymericus Groy, licentiaat in het canonieke recht, kanunnik en cantor van Sint-Martinus in Luik en kanselier van de bisschop van Luik. Gedaan in Luik in de kamer waar het zegel ad causas bewaard wordt, met als getuigen meester Jordanus de Baest, kanunnik van Luik, Petrus Back, kanunnik van Sint-Jan in Luik, en Johannes de Axhel, dienaar van de deken van Sint-Paulus. De inhoud van de uitspraak luidde: voor offergaven (oblationes) van de vier belangrijkste feesten van het jaar en voor uitvaart- en begraafrechten moeten de zusters voor iedere 100 zusters 4 wilhelmusschild betalen, met een aparte regeling voor de aantallen erboven. De betaling moet geschieden in de moederkerk, half met Pasen en half met Allerheiligen, door vier zusters, van wie twee bestuurder zijn. Als het huis overgaat naar een kloosterregel met drie geloften (behalve als tertiarissen van Sint-Franciscus) dan moet het klooster jaarlijks 4 rijders rente betalen aan deken en kapittel als investiet van de parochiekerk, met als onderpand het huis en de goederen. Deken en kapittel krijgen de helft van de oblationes die in de kerk van de zusters gegeven worden en het deel van de eerste missen en tienden die de andere parochianen ook betalen. De door de zusters te kiezen biechtvader die een beneficie op een van de altaren krijgt, moet gepresenteerd worden aan deken en kapittel. Hij komt onder het gezag van deken en kapittel en moet jaarlijks in de vier processies van kerk en stad meelopen. Voor nieuw te scheppen beneficies in het huis komt het benoemingsrecht bij deken en kapittel. Bovendien moeten de zusters jaarlijks betalen aan de kosters en grafdelvers van de moederkerk. Op hun kerkhof mogen alleen hun zusters, hun biechtvader en 19 mannelijke personen uit hun familia begraven worden. Voor de moederkerk moeten de zusters twee nieuwe nader bepaalde koorboeken (gradualia) laten schrijven. Op die voorwaarden mogen ze de kapel met klokkentoren, altaren en kerkhof gebruiken, met eucharistie (met preek, zonder zang), wijwater en oliesel. Op de feestdag van Sint-Andreas en de wijding van de kapel en de altaren mogen de missen echter met zang gevierd worden en zijn ze voor iedereen toegankelijk.
116 1453-05-20.
Johannes Haze, investiet van de kerk van het begijnhof in 's-Hertogenbosch, oorkondt dat Gertrudis dochter van Johannes Cloets, begijn van dat hof, haar testament gemaakt heeft waarin ze geld schenkt aan de kerkfabriek van Luik, aan die van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, aan die van de Heilige Maagd Maria in die kerk, aan de priesters in de begijnenkerk, Sigerus van den Brande en Anthonius de Palude en aan de vier bedelorden. Aan iedere biechtvader van haar huis schenkt ze een nachtdoek. Bovendien doet ze schenkingen aan particulieren. Aan het klooster Mariƫndonk bij Heusden schenkt ze een erfpacht uit een huis en erf in de Hinthamerstraat in 's-Hertogenbosch en een erfcijns uit een huis met toebehoren in Schijndel aan Den Born en uit Die Langebrake daar. Aan Gerardus van den Cloet en haar zuster Catharina schenkt ze een erfpacht uit een goed in Schijndel in Die Baerscheboenre en uit een stuk hei geheten Dwerff Hoefken in Gemonde. Aan genoemd klooster schenkt ze een deel van een erfpacht uit een huis en hof in Vught Sint-Lambertus aan Die Heyde en uit Die Ganspoel aan het eind van die hof. De rest kon verdeeld worden onder de armen en onder haar arme bloedverwanten en anders voor haar zielenheil. Van de opwassen moest een deel gegeven worden aan het altaar van de Heilige Anthonius en de Vier Doctoren in de begijnenkerk. Al haar andere erfgenamen kregen 1 groot. Als uitvoerders van haar testament koos ze de drie begijnen Christina de Vlymen, Jutta Rademekers de Waelwijc en Suzanna Luedinx. Gedaan in de kamer van de testatrice in aanwezigheid van Segerus van den Brande, priester, Gerardus de Hyen, koster van de begijnenkerk, en de begijn Catherina dochter van Ghijsbertus Johannis de Waelwijc.
140 1459-10-08.
Notaris Daniel van den Steenacker oorkondt dat jonkvrouwe Mechteldis, weduwe van Gerardus Back armiger en poorter van 's-Hertogenbosch, in aanwezigheid van vice-deken Philippus van den Encele en de overige kanunniken van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch bij monde van meester Johannes Moninx, raad van de stad, gezegd heeft dat zij een erfcijns bestemt voor een mis van het Heilig Sacrament, ieder vrijdag te lezen aan een altaar in de Sint-Jan. Mechteldis en priester Johannes Amelrici vestigen vervolgens een kapelanie op een nieuw te bouwen altaar onder de naam van het Heilig Sacrament en Sint-Jeronimus aan een pilaar voor en naast het altaar van Sint-Eligius. De rector zal onder leiding staan van deken en kapittel en wekelijks twee missen lezen met nadere bepalingen. Als dos schenkt Mechteldis erfcijnzen uit een huis, erf en hof in de Triniteyt in 's-Hertogenbosch, uit een huis met toebehoren in Den Dungen in Die Poeldonck en uit land in Tilburg op een plaats geheten Muggehoeve ter plaatse geheten Trielair, en schenkt Johannes een erfcijns uit land op Die Oeteren bij de stad en erfpachten uit land geheten Daspelair en uit andere goederen in Haaren in Belveren en uit land geheten Dossenvoirt daar. Mechteldis presenteert aan het kapittel Johannes als eerste rector. Vicedeken en kapittel keuren de stichting goed en aanvaarden Johannes als eerste rector. Zolang het nieuwe altaar in aanbouw is zullen de missen opgedragen worden aan het altaar van Sint-Mattheus. Johannes legt geknield de eed van kapelaan af aan vicedeken en kapittel en wordt door de notaris geĆÆnstalleerd door overhandiging van kelk, boek en de overige ornamenten van de kapelanie. Gedaan in de kapittelzaal en in de kapel van Sint-Mattheus met als getuigen Romboldus Zavelberchs en Johannes de Aefforden, beneficiaten, meester Johannes Monix voornoemd en Johannes Loyen, clericus, bastionarius van deken en kapittel.
161 1470-06-30.
Notaris Johannes Amelrici de Buscoducis oorkondt dat Johannes de Platea, deken, en het kapittel van Sint-Jan als investiet van de parochie 's-Hertogenbosch toestemming geven aan pater Johannes de Roest, minister-generaal van de orde van de Derde Regel van Sint-Franciscus in het bisdom Luik, Arnoldus de Vessem, minister van die orde in de stad Traiectum (waarschijnlijk Maastricht), en Johannes de Peer, minister, en broeder Johannes Cruysman, convers van de bogarden in 's-Hertogenbosch, ten behoeve van het Bogardenklooster aldaar, om degenen die in dit klooster in de Verwerstraat verblijven daar ook te begraven en te voorzien van sacramenten en sacramentalia, onder voorwaarde dat ze de parochiale rechten aan het kapittel blijven betalen, zoals ze tevoren deden voor de oprichting van dit huis. Alleen op speciaal verzoek mogen ze parochianen van de Sint-Jan begraven, maar met betaling van de verschuldigde rechten aan de pastoor. Ze mogen wijwater gebruiken en op bepaalde dagen in hun klooster voor het volk preken. Alleen met toestemming van deken en kapittel mogen ze andere priesters dan die tot hun orde horen de eerste mis laten lezen in het klooster. Deken en kapittel behouden zich het patronaatsrecht voor van alle kerkelijke en wereldlijke beneficies en officies in het klooster. Ten slotte komen ze overeen dat het klooster jaarlijks 3 rijnsgulden aan deken en kapittel betaalt als schadeloosstelling en erkenning van rechten. Gedaan in de kapittelzaal van de Sint-Jan in aanwezigheid van heer Cornelius Heyen de Oesterwijck, viceplebaan, Rutgerus Christiani de Os, beneficiaat, en Johannes Michaelis, bastionarius van de Sint-Jan.
164 1471-03-02.
Deken en kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch oorkonden dat enkele parochianen van de onlangs bij het kapittel geĆÆncorporeerde kerk van Rosmalen inkomsten geschonken hebben voor enkele weekmissen aan het altaar van de Maagd Maria, gebouwd maar nog niet gedoteerd en gewijd, en dat Theodericus Roever, priester en vicaris perpetuus van die kerk, de meesters en naburen, aan hen verzocht hebben een kapelanie aan dat altaar op te richten. Ze oorkonden dat ze dit verzoek inwilligen en een kapelanie als eeuwigdurend beneficie aan dit altaar stichten met Maria als patrones. Als eerste vicaris begeven ze hiermee Johannes, zoon van Johannes de Berlijkem, clericus, op voordracht van vicaris en naburen. Bij vacatie komt het presentatierecht naar gewoonte aan deken en kapittel, waarbij de kapelaan, een geschikte priester, in de parochie moet wonen om in geval van nood de pastoor als zielzorger te kunnen vervangen. De vicarie wordt belast met drie wekelijkse missen. De inkomsten zijn een erfpacht die wijlen Arnoldus Heym, armiger, ten behoeve van twee missen aan dat altaar in zijn testament voor notaris Johannes Kepken gelegateerd heeft; een erfpacht uit een hoeve van wijlen Johannes Watermael in Hijnen in Rosmalen, die Conegundis, dochter van Johannes Watermael voor een wekeliijkse mis aan dat altaar in haar testament voor notaris Nycolaus Parck, toen bedienaar van die parochiekerk gelegateerd heeft. Omdat deze inkomsten te gering waren hebben enkele parochianen inkomsten hieraan toegevoegd: Henricus Voet een erfpacht uit alle goederen van wijlen Wilhelmus Hals in Rosmalen; Henricus zoon van Henrick Gheritssoen een erfpacht uit land in Berlicum geheten Mystelroede; Jutta dochter van Godefridus Peterssoen een erfpacht uit haar goederen; Henricus Broessen en zijn vrouw Catherina, nu begijn in het Groot Begijnhof in 's-Hertogenbosch, land in Rosmalen in Den Leyvrede; Hadewich weduwe van Gerongius Mesmeker een erfpacht uit een huis in Heze in Rosmalen en andere goederen, beschreven in haar testament voor notaris Otto Godescalci; dezelfde Gerongius een erfcijns uit land in Die Roemput in Rosmalen; Mechteld weduwe van Herbertus Hals een erfcijns uit goederen in Lith, gelegateerd in aanwezigheid van notaris Theodericus Roever, toen vicaris van Rosmalen; Henricus de Loen een erfpacht, beschreven voor notaris Johannes Amelrici uit goederen in Rosmalen, te betalen door het klooster Coudewater; Elizabeth Watermaels land in Luedinxcamp. Gedaan in de kapittelzaal van de Sint-Jan met als getuigen genoemde heer Theodericus, vicaris, en de heren Romboldus Zavelberch de Moll en Johannes Sluyter de Bakel, gebeneficieerde priesters in die kerk, en Johannes Michaelis, bastionarius van het kapittel. Johannes Amelrici de Buscodcucis, notaris en scriba van het kapittel, ondertekent deze akte.
176 1474-10-24.
Notaris Johannes Amelrici de Buscoducis oorkondt dat jonkvrouwe Arnolda, dochter van Engelbertus geheten Jacop Avensoen, haar testament gemaakt heeft waarbij ze geld schenkt aan de kerkfabriek van Luik en aan die van de kerk van Maria en Sint-Jan evangelist in 's-Hertogenbosch. Onder haar schenkingen sticht ze een kapelanie op het altaar van Sint-Anthonius en de Vier Doctoren in de begijnenkerk. Ze presenteert als eerste rector haar bloedverwant de priester Jacobus Wolphart met als last vijf wekelijkse missen. Bij nalatigheid vallen de inkomsten toe aan de Grote Infirmerie, de Kleine Infirmerie, het Gasthuis van de Heilige Dymphna in de Hinthamerstraat en aan de huisarmen daar. Na Jacobus komt de presentatie of collatie toe aan de investiet en meesteressen van deze kerk en dit hof. Als dos voor deze kapelanie schenkt ze inkomsten uit haar hoeve en huis met toebehoren in Berghem in Laer, uit goederen daar in Cauwelille en in Meer en Gheer, uit goederen in Geffen in Hazelaer en in Die Quade Rijt, uit een huis, erf en hof voorbij de Geerlingse Brug in 's-Hertogenbosch, uit een huis met toebehoren in de Hinthamerstraat en uit een huis, erf en hof in Schijndel in Lutteleynde. De akten hiervan moeten bewaard worden in het archief van de pastoor en de meesteressen van het hof. Aan de investiet en andere priesters die aan het begijnhof verbonden zijn, schenkt ze een bedrag jaarlijks waarvoor de kapelaan kan deelnemen aan de jaargetijden en uitdelingen, zoals gebruikelijk in de kerk. Uit zijn inkomsten moet de kapelaan jaarlijks geld geven aan de fabriek of aan de meesteressen voor deze vijf missen en nog voor twee andere missen die de erflaatster in de begijnenkerk gesticht heeft. Gedaan in de slaapkamer van het woonhuis van de testatrice voorbij de Hinthamerstraat over het water daar, in aanwezigheid van de heren en meesters Gerardus Wege, doctor in de kunsten en medicijnen, Hermannus Pieck, meester in de kunsten en viceplebaan van de Sint-Jan, Jacob Wolphart, beneficiaten in de Sint-Jan, en Ghiselbertus Aertssoen de Dyessen, gehuwd clericus.
183 1480-08-20.
Deken en kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch oorkonden dat ze op verzoek van Christianus van den Meeracker en Lambertus Naat, executeurs-testamentair van Johannes Collaert zoon van Johannes, het geld dat Johannes Collaert in zijn testament bestemd had voor vijf wekelijkse missen op het altaar van Sint-Judocus in de kapel van Sint-Jacob op de Wijntmoelenberch in 's-Hertogenbosch, anders gebruikt hebben. Bij niet doorgaan van de vijf missen zou het geld ten goede moeten komen aan de armen van het Groot Gasthuis en de huisarmen van de Hinthamerstraat. De executeurs hebben het geld belegd in renten. Deken en kapittel als investiet van de Sint-Jan richten ermee een kapelanie op onder die titel en op dat altaar met als last twee wekelijkse missen en met als optie dat er meer aan toegevoegd kunnen worden. De executeurs hebben aan deken en kapittel als investiet Marcelius zoon van Nicolaus van de Hout, clericus, als eerste kapelaan gepresenteerd en hebben deken en kapittel verzocht hem bij de aartsdiaken van Kempenland voor te dragen. Na de dood van Nicolaus komt het recht van presentatie en collatie aan deken en kapittel en komt de toelating en installatie aan de aartsdiaken, zoals gebruikelijk in de parochiekerk. Deken en kapittel dragen hem voor bij de aartsdiaken. Als dos voor de kapelanie worden erfpachten en erfcijnzen gegeven uit een stukje land Bavenrott geheten in Den Dungen op Die Sporct en uit huizen in de Vughterstraat, Karstraat, Volderstraat, Orthenstraat en tussen de poorten in de Vughterstraat. Gedaan in de kapittelzaal van de Sint-Jan in aanwezigheid van Adam Leonis de Oesterwijck, beneficiaat in de Sint-Jan, en Johannes Seris, priesters in die stad, en Henricus Gruyter, bastionarius, gehuwd clericus. Notaris Johannes Amelrici de Buscoducis ondertekent de akte.
190 1484-08-28.
Notaris Johannes Amelrici de Buscoduscis oorkondt dat in aanwezigheid van meester Ghiselbertus Bye, deken, en de overige kanunniken van het kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch in de kapittelzaal verschenen zijn heer Romboldus Savelberch de Moll, priester en beneficiaat in de Sint-Jan, Johannes de Doe(r)nen en Johannes Andriessoen de Berlikem, dekens, Theodericus Leppers en Hermannus Hermanssoen, lichtmeesters, en Petrus Scaert, Wilhelmus Nouwen, Nicolaus Melissoen, Johannes Lambertssoen, broeders, en enkele andere broeders van de nieuwe broederschap van Sint-Anna. In de oude kapel van het Groot Gasthuis was vroeger een beneficie gesticht. Toen dat in handen was van heer Wilhelmus Colensoen, schrijver en abbreviator van pauselijke brieven, werd de kapel verheven tot parochiekerk door kapitteldeken Martinus Steenberch met zielzorg voor de monialen van het gasthuis en hun familia enerzijds en voor de armen en zieken van het gasthuis anderzijds. Nadat het gasthuis en de kerk waren verplaatst werd de kapel aan de eredienst onttrokken. De nieuwe broederschap van Sint-Anna wil een wekelijkse mis op het nog niet gewijde altaar in deze oude kapel. Deken en kapittel staan dit toe met een minimum van drie missen. Vervolgens verklaart Romboldus drie wekelijkse missen te willen stichten, alles omkleed met nadere voorwaarden. Als dos worden erfcijnzen gegeven uit een huis aan het Ortheneind in 's-Hertogenbosch en uit goederen in Erp, Veghel, Heesch en Tilburg. De broederschap zal jaarlijks een erfcijns aan het kapittel betalen uit vijf kamers tegen de muur van de kapel aan de Hinthamerstraat. Gedaan in de kapittelzaal in aanwezigheid van heer Segerus van den Brande de Berlikem en Johannes Sluyter de Bakell, beneficiaten in de Sint-Jan, en Gerardus Aelberti, mercennarius, en Henricus Gruyter, bastionarius van de Sint-Jan.
197 1487-11-24.
Notaris Johannes Amelrici de Buscodicis oorkondt dat deken, vicedeken en kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, als investiet van de parochie van Sint-Jan, twee wekelijkse missen in de kapel van Sint-Sebastianus en Anthonius in Hintham, onlangs gebouwd maar nog niet gewijd, ingesteld hebben, waarvan de presentatie of collatie bij hen ligt, de toelating en de institutie zoals gebruikelijk bij de aartsdiaken van Kempenland. Bovendien wensen ze er een extra wekelijkse mis. Als eerste rector hebben de inwoners van Hintham gepresenteerd heer Henricus de Berze, hun medekanunnik, die voorgedragen zal worden aan de aartsdiaken. Bij de bisschop zal goedkeuring gevraagd worden voor deze stichting. Voor het recht wijwater te mogen hebben, het gebruik van de parochiegrond en de erkenning van Sint-Jan als moederkerk moeten de inwoners van Hintham een jaarlijkse betaling doen aan deken en kapittel, hetgeen namens hen beloofd wordt door Gerardus Willemssoen, Gerardus die Smyt, Wilhelmus de Weerdt en Johannes Pels Ghiselberti, inwoners van Hintham. Als dos voor de eerst mis wordt het legaat bestemd van Anthonia dochter van Johannes de Dieperbeeck, inhoudelijk nader te bepalen door de executeurs-testamentair Henricus van den Eynde, waard van het gasthuis 'in Capite Aureo' (Int Gulden Hoet), en Henricus die Smyt, poorter van 's-Hertogenbosch, namelijk 2 morgen uit 1000 morgen gemeint in het vrijdom van 's-Hertogenbosch, onder meer in Die Hoge Vliedert. Voor de tweede mis geven de inwoners 1 morgen land in Hijnen bij Rosmalen, legaat van Johannes Pels, zoon van Gerardus, en een erfcijns uit land in Rosmalen, hiervoor bestemd door Gerardus Heymans zoon van Wilhelmus, alsmede een erfcijns uit een huis, erf en hof in Hintham. Gedaan in de kapittelzaal in aanwezigheid van heer Henricus zoon van Zegerus de Bree, gebeneficieerd priester, en Henricus Gruyter, bastionarius in de Sint-Jan.
236 1510-12-23.
Deken en kapittel van Sint-Jan en de proosten van de Lieve Vrouwe Broederschap sluiten een overeenkomst in hun geschil over de schenking van Gijsbertus de Porta (bij testament van 1508-10-26) van inkomsten voor een wekelijkse mis met het presentatierecht voor de broederschap. Omdat het kapittel niet wilde toestaan dat hiervoor een kapelanie gevestigd werd in de Sint-Jan, liet de broederschap deze mis lezen in de kapel van de Bogarden door meester Godescalcus de Roesmont. Daarna had Johannes Monninx in zijn testament met goedkeuring van zijn vrouw Elizabeth de Bochem inkomsten voor drie wekelijkse missen nagelaten. Zijn echtgenote had in haar testament twee geestelijken daarvoor gepresenteerd, die inmiddels overleden waren, en de volgende presentaties overgelaten aan de broederschap. Via bisschop Bernardinus stichtte de deken van het kapittel van Eindhoven hiermee een kapelanie op het altaar van Maria in de broederschapskapel, die deken en kapittel als bezitters van het presentatierecht hebben gegeven aan meester Wilhelmus de Bursalia. Na een rechtszaak tussen Godescalcus en Wilhelmus trok Godescalcus zich terug. Kapittel en broederschap komen overeen voortaan de missen te laten lezen door twee priesters in de Sint-Jan, te kiezen door beide partijen. Binnen tien jaar moet de broederschap twee kapelanieƫn in de Sint-Jan stichten die beurtelings door kapittel en broederschap vergeven zullen worden. Gedaan in de kapittelzaal in aanwezigheid van de heren Johannes de Gauda en Henricus Winandi de Roda, kapelanen in de Sint-Jan, en van Laurentius de Haeyen, bastionarius van deze kerk. Notaris Ghijsbertus Ludovici die Hollander ondertekent de akte.
244 1516-03-03.
Notaris Fredericus Schaeck oorkondt dat Theodericus Keelbreker, zoon van Henricus, poorter van 's-Hertogenboch, met goedkeuring van zijn vrouw Yda, dochter van Rodolphus de Vucht, zijn testament gemaakt heeft waarin hij al zijn vorige testamenten herroept, in het bijzonder die hij voor meester Frederick Schaeck gemaakt heeft. Hij schenkt geld aan de kerkfabrieken van Sint-Lambert in Luik en Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, aan de broederschap van Sint-Catharina daar ten behoeve van het altaar, aan Sint-Barbara en Sint-Agatha en aan de kapel van Sint-Anthonius. Verder doet hij schenkingen aan particulieren en regelt hij kaarsen voor de uitvaart van hemzelf en zijn vrouw. Hij laat twee dertigsten doen en doet schenkingen aan de huisarmen. Hij sticht twee wekelijkse missen in de kapel van Sint-Jacob op de Windmolenberg, de ene op het altaar van Sint-Nicolaas, de andere op dat van Sint-Quirinus, waarvoor hij renten schenkt uit zijn woonhuis. Mocht zijn petekind Andries zoon van Gerit Claessen priester worden, dan zal die de missen lezen. Bij nalatigheid komen de inkomsten aan de armen van het Grote Gasthuis en aan de armen van de Hinthamerstraat. Executeurs-testamentair zijn de meester van het Grote Gasthuis en de genoemde blok- of vuurmeesters. Frans Peterssen van Vucht moet het woonhuis verkopen, van de opbrengst de renten voor de missen aankopen en het overschot beleggen voor het gasthuis en het blok, met hulp van de dekens van de genoemde altaren en heer Andries, kapelaan te Erp. Gedaan in het woonhuis van de testator in 's-Hertogenbosch.
262 1529-02-07.
Notaris Daniel de Vlierden junior oorkondt dat heer Petrus, zoon van Johannes de Moll alias de Bladel, zijn testament gemaakt heeft waarbij hij vier wekelijkse missen sticht aan het altaar van Sint-Quirinus in de kapel van Sint-Jacobus op de Windmolenberg in 's-Hertogenbosch. Hij presenteert als eerste priester heer en meester Andreas zoon van Gerardus Claessen. Na Petrus' overlijden komt de presentatie aan de dekens van dit altaar onder nadere voorwaarden. De documenten betreffende deze stichting moeten door de dekens bewaard worden in een archiefkist onder drie sloten. Als dos geeft hij een erfcijns uit land in Lith in Die Lange Weyde, Die Linxvelde, Die Westerbeemden en Die Westerackeren, een erfcijns uit land in Groot-Lith int Litterbroeck, een erfcijns uit een huis, erf en hof in de vrijdom van 's-Hertogenbosch in Den Dungen, een erfcijns uit een huis, erf, hof en achterhuis in 's-Hertogenbosch in de Beurdsestraat, een erfcijns uit een huis met toebehoren in Schijndel opt Lutteleynde en uit land daar, verworven van de dekens, wasmeesters en broeders van de broederschap van Sint-Quirinus, een erfcijns uit een beemd in Oisterwijk bij de watermolen, uit een wei in Udenhout, uit land in Oisterwijk in Karickhoven, uit een huis in Oisterwijk naast de linde, grenzend aan het huis Inden Leeuwe, een erfcijns uit een huis met toebehoren in Asten bij een dijk daar, uit land daar geheten Den Reynen Acker, uit nog een stuk land daar, uit een kampje, grenzend aan de gemeint, uit een wei (eeuwsel) daar, en ten slotte erfcijnzen uit een huis in de Sint-Jorisstraat en uit een huis over de Tolbrug in 's-Hertogenbosch. Gedaan in het woonhuis van Peter boven het kerkhof van de Sint-Jan in aanwezigheid van de heren Henricus de Thienrode, Servatius zoon van Servacius de Stegen, priesters, en van Jacobus zoon van Petrus Jacopssen en Johannes, zoon van Johannes Peterssen.
270 1543-07-05.
Notaris Henricus Loekeman de Buscoducis oorkondt dat jonkvrouwe Agnees Bossche, wonend op de Papenhulst in 's-Hertogenbosch, haar testament gemaakt heeft. Ze wil begraven worden in de Sint-Jan of bij de minderbroeders in 's-Hertogenbosch. Ze schenkt geld aan Sint-Lambert in Luik, Sint-Jan en de vier biddende orden in 's-Hertogenbosch, de minderbroeders, meester Hanrick Loekeman en Aernt van Leendt (voor het lezen van drie dertigsten), de armen van Aarlebeek en de kapel van Sint-Anna bij de Gevangenpoort voor herstel ervan. Aan de Lieve-Vrouwebroederschap schenkt ze haar beste, zwarte, witgevoerde tabberd. Ze sticht vier wekelijkse missen aan het altaar van Sint-Anna in de kapel van Sint-Jacob op de Windmolenberg en schenkt daarvoor losrenten. Als eerste rector draagt ze voor haar neef heer Aerndt van Dommelen en na diens dood meester Joost van den Berch, zoon van meester Jan. De volgende collatoren zijn de heren van het kapittel. De rector moet op eigen kosten licht, brood en wijn verzorgen, de executeurs-testamentair zorgen voor een misgewaad en de wasmeesters van het altaar houden hierop toezicht. Op de vier dagen dat in de Sint-Jan de memorie van de Gelovige Zielen gevierd wordt, moet de rector de vigilie van negen lessen en de requiemmis lezen met de collecta 'Fidelium' etc. Verder schenkt ze haar familieleden en vrienden diverse roerende goederen, gelden en erfpachten, haar hoeve De Kievitsbrake in Bakel te Espe en haar woonhuis. Ze benoemt als uitvoerders van haar testament Arnt van Dommelen, priester, Ariaen van Eyndhoudts, raad van 's-Hertogenbosch, en Aernt Martenssoen van Campen. Gedaan in het woonhuis van de erflaatster in aanwezigheid van meester Henrick Pelgrom, kanunnik en cantor in de Sint-Jan, en heer Aerndt van Leend, priester.
271 1548-04-12.
Gerart van Vladeracken, broer van wijlen jonckvrouw Katharina van Vladeracken, weduwe van Matheeus van Beerze, had in een brief aan de keizer uiteengezet hoe zijn zuster in november 1546 te Beek bij Aarle gestorven was, waardoor hij al haar bezittingen erfde. Omdat hij de staat van haar bezittingen en schulden niet kende, mocht hij de erfenis aanvaarden onder beneficie van inventaris. Wegens zijn hoge leeftijd had hij Jan Arndtssen uit Buren gemachtigd haar bezittingen openbaar te verkopen in een herberg in 's-Hertogenbosch met de brandende kaars om met de opbrengst de schuldeisers te betalen. Nu draagt Jan over aan Jan Monicx, zoon van Jan Monicx die Jonge, een hoog, vierkant, stenen huis, gedekt met leien, met een grote kelder met stenen gewelf, met een put in de keuken en in de kelder, omgracht en voorzien van een ophaalbrug, ten tweede een stenen huis met kelder, kamer, brouwhuis, brouwoven en twee bakovens, ten derde een huis, deels turfopslag, deels paardenstal, ten vierde een huis met schoorsteen, kamertje, een poort met houten brug, waarboven een duifhuis (bij deze huizen liggen twee omgrachte moestuinen), alles gelegen te Beek bij Aarle tegenover de Sint-Leonarduskapel, ter plaatse Op die Donck, voorts een boomgaard en een hof met een houten omheining, en twee aangelegen beemden, waarvan de ene Den Kokenbeemt heet, alles met brede grachten en wallen omgeven en met het recht op de gemene Peel van Bakel, voorts een akker geheten Den Koiters Campe daar, een erfelijk geweer op de Aa daar, een hoeve in Beek bij Aarle op de Donk op Bemmer, bestaande uit een nieuw huis, erf, hof en boomgaard, een put voor het huis, een nieuwe schuur met schaapskooi, schop, bakhuis en een akker, verder de helft van twee beemden daartegenover, waarvan een aan de Bemmerstrate ligt, de beemd Den Boeckhorst, een akker daar Opte Heze en nog een stuk akker daar, met als last onder meer een cijns aan de rector van een altaar in de Sint-Jan en aan Arnd van Dommelen, priester.
273 1548-09-10.
Notaris Wilhelmus Voerloe de Heze oorkondt dat meester Philippus de Spina, deken, meester Henricus de Molendino, Jacobus Hannen en heer Johannes Kuijsten, priesters en geprebendeerde kanunniken van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, namens het kapittel aan de ene kant, en meester Johannes van der Steghen en Theodoricus Arntssen, proosten en gezworen broeders, en meester Martinus de Greve, meester Goeswinus van der Steghen en Adrianus van Eynhouts, gezworen broeders van de Lieve Vrouwe Broederschap in de Sint-Jan, anderzijds, hun conflict over het ontslag en de indienstneming van de zangmeester en andere zaken als volgt bijgelegd hebben. Het kapittel had zich het recht aangemeten zonder overleg met de broederschap meester Gerardus de Hont, zangmeester van de choralen van de broederschap, te ontslaan en in zijn plaats heer Wilhelmus Creijt aan te nemen, priester van Breda. De broederschap had onlangs bij de zes choralen twee extra choralen aangenomen in plaats van een bovenzanger, terwijl ze als de vergoeding daarvoor aan het kapittel niet meer dan 34 karolusguden per jaar betaalden. De broederschap meende dat ze al genoeg bijdroeg. De ruzie was zo hoog opgelopen dat op Maria-Magdalena-avond de gezellen van de kapel door het kapittel ontslagen waren. Nu komen partijen overeen dat de gezellen weer in dienst genomen worden en dat de aangenomen zangmeester in dienst blijft, als eenmalige uitzondering. Mocht de zangmeester niet bevallen dat wordt hij in onderling overleg ontslagen en wordt gezamenlijk een nieuwe aangeworven. Het kapittel hoeft voortaan maar acht gezellen te onderhouden, waarbij de zangmeester en de choralen voor twee gezellen tellen, en daarbij twee basconters en twee hoogtenoren (onder wie Johannes Christiani alias Cabuyscole) en twee hoogconters. Onder deze acht personen zijn niet begrepen de twee priesters die als intoneerders dienst doen in de kapel van de broederschap. De zangers van deze zes stemmen zullen worden aangenomen op voordracht van de broederschap. Over de twee choralen die in plaats van de bovenzanger aangenomen waren, wordt afgesproken dat voortaan nog maar zes choralen in dienst zullen zijn tegen de oude vergoeding. Verder mogen alle tot nu toe gebruikelijke diensten in het koor van de broederschap doorgaan mits ze de diensten in het hoogkoor niet hinderen. Tijdens de vespers die het kapittel en de broederschap op bepaalde feestdagen ieder in hun eigen koor zingen, zal de broederschap voortaan van de zes choralen er drie krijgen en het kapittel van de zes gezellen er eveneens drie, van iedere stem Ć©Ć©n. Omdat de broederschap besloten heeft in haar koor de psalmen met 'hobergon' of contrapunten te zingen, moeten de drie choralen en de drie gezellen in het hoogkoor deze psalmen met contrapunten in het broederschapskoor helpen zingen. De broederschap zal jaarlijks de helft betalen van de tabbaarden van de zes choralen. Gedaan in de 'aula' van het woonhuis van de deken van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch met als getuigen heer Johannes Mathei de Leende, priester, en Mathias Adriani de Druenen, clericus.
290 1589-09-22.
Deken en kapittel van de kerk van 's-Hertogenbosch oorkonden dat ze, na de splitsing in 1568 van de parochie van Sint-Jan in vijf parochies zonder instemming van het kapittel, dat het patronaatsrecht van de Sint-Jan bezit, nu akkoord gaan me deze opdeling onder de volgende voorwaarden: de Sint-Jan blijft de moederkerk van de kerk van Sint-Petrus en Paulus in de Orthenstraat, van de Sint-Jacobus bij de Windmolenberg, van de Sint-Catharina van de kruisheren en de Sint-Jacobus in Den Dungen; van alle vijf parochies worden de grenzen vastgelegd; de volgende beneficia worden opgeheven ten behoeve van de zielzorg: die op het altaar van Sint-Martinus achter koor (bezitter Johannes Dielen), boven van Sint-Petrus en Paulus (Jaspar Craen), van Sint-Jacobus bij de Windmolenberg (Petrus Ruyter), van Sint-Jacobus in Den Dungen (Johannes Wagemans) en van Sint-Barbara in de kapel van Sint-Georgius (Gerardus Broekelaer); ook ten behoeve van de zielzorg komen het derde deel van de tienden van Aalst, de door de Koning na confiscatie toegewezen huizen en andere inkomsten en de reguliere pastoorsinkomsten met enkele uitzonderingen; bovendien heffen ze in overleg met de bisschop de volgende beneficia op: aan de altaren van de Maagd Maria, boven, (bezitter Petrus Willemzoon), de Maagd Maria, beneden, (Fredericus Millen en Simon Verepaeus), Sint-Johannes de Doper, onder, (Joannes Dielen), Sint-Johanes de Evangelist (Embertus Hoppenbrouwer), de apostel Andreas (Christianus Schindelius), de evangelist Lucas (Henricus a Pascuis), Barbara, onder (Wilhelmus ab Achelen), de martelaren Crispinus en Crispinianus (Arnoldus Petri), en op het oxaal (Jacobus Huberti). Gedaan in de kapittelzaal met als getuigen de priesters Josephus de Nistelroij en Theodorus, zoon van Theodorus Gisberti.

Kenmerken

Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch