Notaris Johannes Amelrici de Buscoducis oorkondt dat jonkvrouwe Arnolda, dochter van Engelbertus geheten Jacop Avensoen, haar testament gemaakt heeft waarbij ze geld schenkt aan de kerkfabriek van Luik en aan die van de kerk van Maria en Sint-Jan evangelist in 's-Hertogenbosch. Onder haar schenkingen sticht ze een kapelanie op het altaar van Sint-Anthonius en de Vier Doctoren in de begijnenkerk. Ze presenteert als eerste rector haar bloedverwant de priester Jacobus Wolphart met als last vijf wekelijkse missen. Bij nalatigheid vallen de inkomsten toe aan de Grote Infirmerie, de Kleine Infirmerie, het Gasthuis van de Heilige Dymphna in de Hinthamerstraat en aan de huisarmen daar. Na Jacobus komt de presentatie of collatie toe aan de investiet en meesteressen van deze kerk en dit hof. Als dos voor deze kapelanie schenkt ze inkomsten uit haar hoeve en huis met toebehoren in Berghem in Laer, uit goederen daar in Cauwelille en in Meer en Gheer, uit goederen in Geffen in Hazelaer en in Die Quade Rijt, uit een huis, erf en hof voorbij de Geerlingse Brug in 's-Hertogenbosch, uit een huis met toebehoren in de Hinthamerstraat en uit een huis, erf en hof in Schijndel in Lutteleynde. De akten hiervan moeten bewaard worden in het archief van de pastoor en de meesteressen van het hof. Aan de investiet en andere priesters die aan het begijnhof verbonden zijn, schenkt ze een bedrag jaarlijks waarvoor de kapelaan kan deelnemen aan de jaargetijden en uitdelingen, zoals gebruikelijk in de kerk. Uit zijn inkomsten moet de kapelaan jaarlijks geld geven aan de fabriek of aan de meesteressen voor deze vijf missen en nog voor twee andere missen die de erflaatster in de begijnenkerk gesticht heeft. Gedaan in de slaapkamer van het woonhuis van de testatrice voorbij de Hinthamerstraat over het water daar, in aanwezigheid van de heren en meesters Gerardus Wege, doctor in de kunsten en medicijnen, Hermannus Pieck, meester in de kunsten en viceplebaan van de Sint-Jan, Jacob Wolphart, beneficiaten in de Sint-Jan, en Ghiselbertus Aertssoen de Dyessen, gehuwd clericus.
Notaris Johannes Amelrici de Buscoducis oorkondt dat jonkvrouwe Arnolda, dochter van Engelbertus geheten Jacop Avensoen, haar testament gemaakt heeft waarbij ze geld schenkt aan de kerkfabriek van Luik en aan die van de kerk van Maria en Sint-Jan evangelist in 's-Hertogenbosch. Onder haar schenkingen sticht ze een kapelanie op het altaar van Sint-Anthonius en de Vier Doctoren in de begijnenkerk. Ze presenteert als eerste rector haar bloedverwant de priester Jacobus Wolphart met als last vijf wekelijkse missen. Bij nalatigheid vallen de inkomsten toe aan de Grote Infirmerie, de Kleine Infirmerie, het Gasthuis van de Heilige Dymphna in de Hinthamerstraat en aan de huisarmen daar. Na Jacobus komt de presentatie of collatie toe aan de investiet en meesteressen van deze kerk en dit hof. Als dos voor deze kapelanie schenkt ze inkomsten uit haar hoeve en huis met toebehoren in Berghem in Laer, uit goederen daar in Cauwelille en in Meer en Gheer, uit goederen in Geffen in Hazelaer en in Die Quade Rijt, uit een huis, erf en hof voorbij de Geerlingse Brug in 's-Hertogenbosch, uit een huis met toebehoren in de Hinthamerstraat en uit een huis, erf en hof in Schijndel in Lutteleynde. De akten hiervan moeten bewaard worden in het archief van de pastoor en de meesteressen van het hof. Aan de investiet en andere priesters die aan het begijnhof verbonden zijn, schenkt ze een bedrag jaarlijks waarvoor de kapelaan kan deelnemen aan de jaargetijden en uitdelingen, zoals gebruikelijk in de kerk. Uit zijn inkomsten moet de kapelaan jaarlijks geld geven aan de fabriek of aan de meesteressen voor deze vijf missen en nog voor twee andere missen die de erflaatster in de begijnenkerk gesticht heeft. Gedaan in de slaapkamer van het woonhuis van de testatrice voorbij de Hinthamerstraat over het water daar, in aanwezigheid van de heren en meesters Gerardus Wege, doctor in de kunsten en medicijnen, Hermannus Pieck, meester in de kunsten en viceplebaan van de Sint-Jan, Jacob Wolphart, beneficiaten in de Sint-Jan, en Ghiselbertus Aertssoen de Dyessen, gehuwd clericus.