In het voorjaar van 1793 verbleven de Fransen even te Cuijk, om zich sedert de herfst van 1794 voor bijna twintig jaar als heer en meester te gedragen. Aanvankelijk betekende dit iets meer vrijheid. Onder keizer Napoleon werd de toestand bedenkelijker. Ondanks het decreet van 3 januari 1812, waarin alle geestelijke instellingen op het gebied van de voormalige Bataafse Republiek werden opgeheven, slaagde men erin het contract van admodiatie te doen verlengen. Intussen kon men niet verhinderen dat in de zomer van 1812 vele roerende zaken gevorderd werden en naar de prefectuur in 's-Hertogenbosch verscheept. Het merendeel van de boekwerken ontsprong de dans door ze bij omwonenden te laten onderduiken.
Het ministerie van Financiën besloot in 1849 vele domein-goederen van de hand te doen, waaronder die betreffende het klooster van St.-Agatha. Heftige protesten van de kant van prior S. W. Gielen volgden. Uiteindelijk werden de kruisheren in de gelegenheid gesteld om voor een vrij billijk bedrag hun vroegere goederen in koop te verwerven. Na vele voorstellen over en weer werd dit plan door de Tweede Kamer in 1864 verworpen. Een langdurige touwtrekkerij volgde nog, waarin de kruisheren in hun opvatting van gelijk te hebben door enkele bekwame advocaten soms werden gestijfd. Een tussenoplossing was achteraf bij een meer soepele houding denkbaar geweest. Nu besloot de Staat tot een definitieve veiling over te gaan van de voormalige geadmodieerde goederen. Het geschil tussen de Staat der Nederlanden en het klooster werd tot voor de Hoge Raad voortgezet. Het was te voorzien dat het klooster juridisch aan het kortste eind zou trekken. Morele overwegingen van enkele honderden jaren oud wegen bij een proces minder zwaar. In 1887 kwam een minnelijke schikking tussen beide partijen tot stand, waarbij het klooster er nog behoorlijk goed af kwam. Het grootste gedeelte van de hoeven en landerijen verviel aan de Staat. Het kloostergebouw met de kerk en de beide bijbehorende hoeven alsmede de hoeve de Paaij, de kloosterpeel en enkele losse stukken land vielen aan het klooster ten deel.
De verdere lotgevallen van het klooster laten we buiten beschouwing, daar dit een geheel nieuwe periode betreft.