De provincie was zich ervan bewust dat veel typisch Brabantse boerderijen met de ondergang werden bedreigd. Voor de restauratie, verbouwing, woningsplitsing of functiewijziging van een boerderij kon niet zonder meer een bouwvergunning worden verleend door de gemeente. Een dergelijke verbouwing stond immers niet altijd ten dienste van agrarische bedrijvigheid. Wijziging van het bestemmingsplan of toepassing van artikel 19 van de wet op de Ruimtelijke Ordening was dan ook meestal vereist.
In het kader van de toepassing van artikel 20 van de Wederopbouwwet, de toepassing van art. 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening of de toepassing van artikel 50 van de Woningwet, vroeg
Gedeputeerde Staten (GS) aan de Stichting Brabants Heem om advies. Dit resulteerde in de
oprichting van boerderijencommissie Stichting Brabants Heem. Met het oog op het behoud van oude
boerderijen was het de taak van deze boerderijencommissie om het college te adviseren over het
behoud van landschappelijke, cultuur-historische en architectonisch waardevolle kenmerken bij
verbouwingen van aan agrarisch gebruik onttrokken boerderijen.