In Februari 1814 bezocht de kroonprins, de latere koning Willem II, de blokkade van Grave en bracht, bij die gelegenheid, een bezoek aan Oss. De oorzaak en het verloop van dat bezoek zijn door den kroonprins, in een brief, aan zijn vader medegedeeld. *
In Oss, de hoofdplaats van een arrondissement, had men zich, naar gemeld werd, hevig verzet tegen de loting voor de militie, en de oorzaak zou geweest zijn een afkeer der geheel Katholieke streek om dienst te nemen voor een Protestantsch vorst. De prins wilde, in persoon, de reden van dat verzet onderzoeken, waarbij hem bleek, dat alleen het onbeholpen optreden van den burgemeester de oorzaak der verwarring geweest was. Zelf was de burgemeester overtuigd van zijn onbekwaamheid en hij verzocht den prins van zijn ambt ontslagen te worden. De kroonprins vroeg den koning een bekwaam persoon te kiezen, omdat Oss veel invloed had op de geheele Meijerij van Den Bosch en lastig te besturen was. Hij wees op den secretaris, een man van veel talenten, doch die bekend stond Franschgezind te zijn. Kort daarop werd de secretaris, J. van Ghert, burgemeester van Oss.
Was de secretaris van Oss, vóór het bezoek van den kroonprins Franschgezind, de bevolking had eveneens meer oog voor de, door toedoen der Franschen gewonnen vaderlandsche voordeelen, dan voor de door deze verloren nationaliteitsroem.
In „het dagblad van het departement der Monden van den Rijn", van 25 Febr. 1814 komt een bericht voor over het bezoek van den Kroonprins aan Oss, uit welk bericht blijkt, dat Prins Willem op zijn reis door Noord-Brabant vergezeld was van de heeren: Graaf van Limburg Stirum; Tengnagel de Raad; Luijcx van Breugel en L. A. Bokstart.
De reis naar Oss werd ondernomen vanuit Lith, over het ijs, in eene overdekte schietschouw (een schuit, waarvan eene slede gemaakt is). Verder dat de prins te Oss audiëntie verleende ten huize van mevrouw le Heu, de weduwe van J. P. le Heu, vroeger presidentschepen en schout van Oss.
Deze mededeeling is opmerkelijk, na het oordeel van den Prins over den burgemeester en den secretaris van Oss, in den brief aan zijn vader.
Nog eene andere bijzonderheid, kennen wij uit dit courantenbericht. Vóór de prins uit Oss wegging legde hij een bezoek af bij den hoogeerw. heer Duchateau, die sedert 1785 pastoor-deken van Oss was en verder, dat de prins van Oss over Lithoijen en Oyen zijn reis vervolgde naar Wychen.
„De heer percepteur van Oss zal gelieven te betalen aan Gijs Boonaarts, herbergier, eene somma van zeven gulden, in voldoening van een ton bier, gedistribueerd aan de Gildebroeders van St. Agatha, ten tijde van den intrek binnen deze gemeente van zijne Koninklijke Hoogheid den Heere Erfprins van Oranje en zal dit, gequiteerd zijnde, in rekening worden gevalideerd. Oss den 1 November 1814.
Namens den burgemeester van Oss,
J. van Ghert, secretaris.
Eenzelfde rekening is er van Toon, Jan Spierings voor de gildebroeders van St. Barbara wegens een ton bier „ten tijde wij vereerd zijn geweest met de komst van Z. K. Hoogheid den Erfprins". Insgelijks van Bernard van Grinsven voor de Gildebroeders van St. Nicolaas.
Bij het bezoek van den Prins is er ook „gesierd." Dit blijkt uit de rekening die door Barend Croes werd ingediend. Waarschijnlijk zijn gauw wat masten uit de heide gehaald, en voor het huis van de Wed. le Heu neergezet, opgesierd met gekleurde linten en goudpapier.
Wij geven hier een ietwat naïeve rekening:
„1814. den 22 Febr. Geleevert aan de gemeente voor het groen maake van Sijn Hoogheijt den prins van Oranje aan gekleurd papier 6 gulden 7 stuiver 8 penningen. Lint, geel oranje 1 gld. 7 st. 8 penn. Gaaren 3 st. Klaatergoud 1 gld. 4 st."
't Duurde tot 1821 eer deze weer geregeld was. Tevergeefs zal men in den inventaris van het archief zoeken naar bescheiden uit de jaren 1811-1820. Alleen de gemeenterekening is bijgehouden en deze is eerst in 1821 goedgekeurd.
1 Jan. 1821 werden nieuwe gemeentebesturen aangesteld en deze brachten de administratie, volgens de wetten van het koninkrijk, in gang.
De eerste 50 jaar was er, van grooten bloei, nog geen sprake. Slechts langzaam herstelde Oss zich van het algeheel verval der vorige eeuwen, doch de periode van rust, slechts onderbroken door inkwartieringen in 1831, bij den Belgischen opstand, toen ook Oss zijn manschappen leverde, de schutterplichtigen van den 1en ban * , die waren opgeroepen, deed zijn invloed gelden en de grondslag voor een lateren grooteren welstand, kon gelegd worden. In het vorig artikel zagen wij, dat in deze jaren de eerste verbeteringen, in den Franschen tijd begonnen, tot stand kwamen. *
Ook de handel breidde zich in dit tijdvak uit.
Volgens een verslag van burgemeester Dr. A. van der Steen, van 13 Jan. 1866, waren al deze markten zeer druk en werden zij bezocht door kooplieden uit België, Frankrijk en Duitschland.
Ook de handel in natuurboter, vooral gedreven door de gebroeders Jurgens en S. van den Bergh nam reusachtige afmetingen aan.
De gemeenteverslagen, vanaf 1852 zeggen, dat er een drukke handel in boter was, ook voor export en hoofdzakelijk naar Engeland. De genoemde cijfers gaan steeds vooruit, van 181.400 pond in 1852 tot 4.500.000 kilo in 1870. Ook de handel in graan, voor het binnenland was zeer levendig.
In 1847 werd opgericht een stedelijke bank van leening, om te voorkomen, dat de behoeftigen in handen van woekeraars vielen en omdat de naaste banken van leening in Den Bosch en Grave waren.
Ook de marechaussée, * tot nu toe ondergebracht in een huurhuis, kregen een eigen kazerne, in 1851 door de gemeente gebouwd.
Van ongelukken bleef dit tijdvak echter niet verschoond. 19 Mei 1831 ontstond er een groote brand, in 't gehucht Schaik, door onvoorzichtigheid van een jongen, die in de buurt vuur ging halen in een oude klomp. Door den hevigen wind brandde het eene huis na het andere af zoodat 18 huisgezinnen dakloos werden en 23 huizen in de vlammen opgingen. Ofschoon de brand op den vollen middag ontstond vonden drie kinderen den dood in de vlammen. De overgebleven slachtoffers werden mild gesteund, niet alleen door de inwoners van Oss, maar ook door bijdragen uit de geheele provincie.
Kon reeds vóór 1870 de handel in Oss zeer bloeiend genoemd worden, deze, met den landbouw, was echter niet bij machte om de bevolking voldoenden welstand te kunnen geven.
Zien wij, in het gunstigste handelstijdvak, vóór 1870, de gemeenteverslagen hoog opgeven van den handelsbloei, dezelfde verslagen, uit die jaren, vertellen ons, dat het getal armlastigen, in den winter, tot een vierde gedeelte der bevolking bedroeg.
In 1855 bedroeg de bevolking 4321 zielen; hiervan waren 1045 personen armlastig. Bij een iets stijgende bevolking bedroeg het aantal armlastigen, in de jaren 1861, 1862, 1863 respectievelijk 916, 1024, 1003 personen.
De in 1851 opgerichte St. Vincentius-vereeniging beproefde, tusschen 1864 en 1870, door vlasspinnerij, en andere werkverschaffing hieraan, zooveel mogelijk tegemoet te komen en deze vereeniging had in zooverre succes, dat het getal armlastigen verminderde. doch van welstand van de gemeente was pas weer sprake toen er industrie in Oss kwam. Oss, dat in de middeleeuwen reeds industrie had, schijnt hierop aangewezen om te kunnen floreeren.
De handel in boter ging omgezet worden in fabrikatie van kunstboter. 28 Sept. 1871 en 14 Dec. van dat jaar werden een locomobile geplaatst bij de firma's Antoon en Johan Jurgens. 't Volgende jaar werden zij vervangen door stoommachines en reeds in 1872 zegt het gemeenteverslag, dat het getal armlastigen door meer werk en hoogere loonen sterk verminderd is. En het verslag van 1875 meldt: dat de drukte in de boterbewerking veel heeft bijgedragen tot verbetering der armoede.
De kunstboter, in 1869 uitgevonden door den Franschen chemist R. Mèges-Mouriés bracht in Oss welvaart en maakte Oss tot de bakermat der margarine-industrie.
De handel in natuurboter der gebroeders Jurgens werd dadelijk omgezet in de fabrikatie van kunstboter. Ook andere boterhandelaars uit Oss, gingen, binnen enkele jaren tot deze fabrikatie over, zoo de heeren S. van den Bergh en M. van Leeuwen.
Geregeld ging deze industrie vooruit. Werkten in 1877 bij de firma's A. Jurgens, J. Jurgens en S. van den Bergh, 60; 25 en 35 arbeiders, (bij M. van Leeuwen, in 1878, 11 personen,) in 1880 was dit getal reeds gestegen tot respectievelijk 160; 70; 130 en 60 man. In 1887 werkten er bij de firma's A. Jurgens, 169 personen, J. Jurgens, 109; S. van den Bergh, 185 en M. v. Leeuwen 38 man.
In hetzelfde jaar werd het bestelbureau voor goederen der firma van Gend en Loos in Oss gevestigd. Ook de aansluiting der margarinefabrieken van de firma's Ant. Jurgens en S. van den Bergh met het spoorwegterrein, door de Molenstraat en Walstraat kwam in hetzelfde jaar tot stand.
De opening van den tramweg Oss—Vechel had plaats 19 Jan. 1885. De concessie voor den aanleg was aangevraagd in 1881. Was de Zuid-Oosterspoorweg aangelegd met veel Engelsch kapitaal, de tramweg Oss—Vechel van de „compagnie des chemins de fer provincieaux Neerlandais" werkte met hoofdzakelijk Belgisch kapitaal.
De gemeente Oss had, voor de concessie, een subsidie verleend van 750 gld. en 30 aandeelen genomen van 100 francs. 23 Jan. 1899 verkocht de bovengenoemde compagnie de door haar geëxploiteerde lijn Oss-Vechel aan de „Stoomtramwegmaatschappij 's-Bosch—Helmond". * Oss had nu modern verkeer te land.
Nu kwamen de kanaalplannen, die tot heden nog bij plannen zijn gebleven. Eens is men dicht bij een oplossing geweest, doch verwezentlijkt zijn ze nog niet. De eerste kanaalplannen dateeren van 1889. Zij werden niet uitgevoerd, brachten groote verdeeldheid in de gemeente en hadden tot resultaat dat een der twee groot-industrieën uit Oss wegging en zich in Rotterdam vestigde.
Het kanaalplan van 1889 kenmerkte zich vooral door sterk gemis aan samenwerking. Drie afzonderlijke plans werden, door verschillende personen of lichamen opgemaakt en uitgewerkt en alle drie werden zij, bijna denzelfden tijd aan den minister opgezonden ter concessie verkrijging. Door het drijven van een der partijen werden zij in den raad gebracht, ofschoon de bedoeling was, dat de gemeente niet aan de kosten zou bijdragen, doch dat de uitvoering door het rijk zou geschieden, met geldelijken steun der grootindustrieën uit Oss. Hierdoor werd de raad gedwongen zich voor een der plannen uit te spreken, wat tot nadeel had, dat de andere partij zich verongelijkt achtte.
Als derde plan bracht wethouder H. van den Elzen voor een kanaal Lithoijen—Oss met de haven in de Vliet, bij de ontmoeting van den Lither- en Oijenschen weg. Deze haven lag buiten het centrum der industrie, doch het gunstigst gelegen voor de Jurgens-fabrieken.
De behandeling der plannen werd uitgesteld tot de raadsvergadering van 9 Aug. waarin de burgemeester den raad trachtte te overtuigen, dat de haven nabij het station voor de verschillende fabrieken, daar gelegen het gunstigst was en dat deze haven ook door de Jurgens fabrieken zeer gemakkelijk te bereiken was, in rechte lijn, over den Wal.
Hij gaf verder een staatje van aangevoerde en verzonden goederen over 1888, door de fabrieken en handelaars die nabij het station hun inrichting hadden, om hun recht op een voor hen gunstige haven te doen uitkomen. Uit dit staatje blijkt dat in 1888 was getransporteerd door:
Firma Simon van den Bergh 30 millioen kilo;
Arn. Isaac van den Bergh, 8
Gebr. Zwanenberg 5
A. Pollen 2
A. «Wolters„ I,5
De gemeente gasfabriek 1
Verder raadde hij, om den gemeenteraad buiten het kanaalplan te houden, daar toch de bedoeling was, dat het rijk, met steun der industrieelen uit Oss, het kanaal tot stand zou brengen, zonder kosten voor de gemeente.
De heeren van den Bergh voelden zich, door de houding van den gemeenteraad, sterk verongelijkt, kochten in Rotterdam een geschikt fabrieksterrein, bouwden daar een fabriek en brachten, twee jaar later hun margarinefabriek met annex kuiperijen en kistenfabrieken naar Rotterdam over. Oss had het verlies te betreuren van een der twee groot-industrieën der gemeente.
Kort daarop werd ook de margarinefabriek der firma J. Jurgens opgeheven. Werkte deze in 1892 nog met 69 personen, in 1896 was de margarinefabrikatie reeds stopgezet en bestond ze nog een jaar voor ijsfabrikatie, met 3 werklieden.
De overgebleven Jurgensfabrieken wisten van de Maatschappij tot exploitatie der staatsspoorwegen zoo voordeelige voorwaarden voor het vervoer van hun goederen en den aanvoer van grondstoffen te bedingen, dat er van uitvoering van het kanaalplan werd afgezien.
Was het getal jaarmarkten van 1825 tot 1852 toegenomen van 6 tot 13 en er toen stilstand gekomen, het spoorwegvervoer had den handel zoo doen toenemen, dat in 1881 besloten werd weer nieuwe jaarmarkten aan te vragen.
12 Sept. van dat jaar werd door den raad aangevraagd om Tederen tweeden en vierden Woensdag van de maand eene jaarmarkt te houden, zoodat het getal ineens op 25 gebracht werd. Nog een vermeerdering kreeg men in 1884, toen de speciale paardenmarkten werden ingesteld, die later door het geheele land vermaardheid kregen. Wegens te grooten aanvoer op de jaarmarkt van den 1 en Woensdag in November, was reeds in 1852 besloten deze te houden gedurende 2 dagen. Hetzelfde werd in 1884 beslist voor de laatste jaarmarkt in October en nu werd tevens het besluit genomen, dat op die twee Donderdagmarkten alleen paarden mochten aangevoerd worden.
Kon het gemeenteverslag van 1861 nog zeggen: „de jaarmarkten van Den Bosch zijn van geen invloed op die van Oss. Dit is op te merken als zij op denzelfden dag samenvallen, wanneer vele koopers en verkoopers uit Vucht, Waalwijk, Heusden, enz. in Oss op de markt zijn", na 1894 werd dit anders. Reeds in 1896 moest worden erkend, dat het wekelijksch samenvallen der veemarkt op Woensdag in Oss en Den Bosch nadeelig werkte op die van Oss. Te laat, in 1905, besloot de raad, op verzoek van een 150-tal kooplieden uit Oss en omstreken, de veemarkt op Dinsdag te stellen. Ofschoon de veemarkt niet tot den vroegeren bloei terugkwam is de Dinsdagsche weekmarkt zeer druk gebleven, wat anderen aanvoer en handel betreft, vooral in biggen en varkens. Van 1906 tot 1929 werden, ieder jaar op de weekmarkten, verhandeld van de 7000 tot 9000 varkens en van de 40.000 tot de 65.000 biggen, dus ongeveer 400 en 1000 per weekmarkt.
Het getal speciale paardenmarkten werd, van twee in 1884, gebracht op drie in 1894. In 1904, 1905 en 1919 kwam er, telkens eene, bij. In 1921 werden zij gebracht op 13 en in 1924 op 15. In 1928 werd de regeling vastgesteld die nog van kracht is, n.l. iedere maand een paardenmarkt van Dec. tot Augustus en twee in de maanden Sept. tot November. In de jaren 1919-1921 werden aangevoerd op de najaarsmarkten, van 625 tot 900 paarden en 150 tot 300 veulens per weekmarkt.
Hetzelfde jaar, dat Oss een telegraafkantoor kreeg, had, met eenige feestelijkheid, de gasverlichting in de gemeente plaats.
Wij kunnen nu terugkomen op de industrie, op het tijdstip, dat de van den Bergh's fabrieken naar Rotterdam gingen.
Oss had in 1892 de margarinefabrieken der firma Ant. Jurgens, die toen werkte met 264 personen, die van J. Jurgens met 69 personen, welke fabriek reeds in 1896 niet meer bestond en de margarinefabriek der firma M. van Leeuwen, opgericht in 1878, die in 1892 werkte met 53 personen. Deze fabriek, die nooit den bloei bereikt heeft der andere, is opgeheven in 1913. De Jurgens fabrieken zijn verder, geweldig in bloei en uitbreiding vooruitgegaan.
De „Ant. Jurgens' Margarinefabrieken" werkten toen met een volgestort kapitaal van 12 millioen gulden. Zij hadden eigen kantoren en fabrieksdepots, in Nederland, te Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage, Groningen en Utrecht. Fabrieken waren opgericht in Frankrijk, Oostenrijk, Rusland, Duitschland en België, negen groote fabrieken in Nederland en in het buitenland. Het wekelijksche melkverbruik voor de Margarine-fabrikaten bedroeg 840.000 liters. In de verschillende fabrieken en depóts werkten 2400 werklieden; op de centraal bureaux en filialen waren 800 beambten en 1500 reizigers en agenten zorgden voor den verkoop.
De wekelijksche margarine-productie bedroeg plm. 1.900.000 kilo. De jaarlijksche productie plm. 98.800.000 kilo. Sinds de uitgifte dezer brochure werden èn aantal fabrieken èn productie enz enz. nog aanmerkelijk uitgebreid.
In 1856 begon Daniël van den Bergh in Oss de wattenfabrikatie. * Nadat zijn zoons in het bedrijf waren opgenomen groeide dit, in 1880 omgezet in „firma Gebr. van den Bergh", voortdurend. In 1875 was reeds eene stoommachine geplaatst. De fabriek, eerst naast het woonhuis op den Wal gevestigd, werd in 1888 overgebracht naar de Klaphekkenstraat, waar zij nog gevestigd is, nadat bijna alle terreinen, naast en achter de fabriek gelegen, zijn aangekocht en bebouwd. Bij de vestiging in de Klaphekkenstraat werd de kapokfabrikage ter hand genomen en het is reeds lange jaren de glorie der firma kapok te fabriceeren van een onovertrefbare kwaliteit; het kapokproduct door zuivering en verdere behandeling tot de hoogste mate van ontwikkeling te brengen. Door zorgvuldige keuze in grondstoffen, doelmatige behandeling, geleid door jarenlange ervaring wordt kapok in den handel gebracht van absolute zuiverheid en zeer groote vulkracht, beide noodig voor de vulling van bedden, matrassen, kussens, enz.
In 1906 had een uitbreiding der wattenfabriek plaats. Voortaan werden gefabriceerd: deken-, kleermakers- en verpakkingswatten, terwijl speciale machines zorgen voor verband- en byouteriewatten.
In 1911 werd begonnen met fabrikage van melkfilterwatten in diverse afmetingen. Dit was de eerste fabrikage van dien aard in Nederland.
En nu komen wij tot de wederinvoering van de oude weef-industrie in Oss, zij het dan ook in anderen vorm, als in de middeleeuwen, toen Oss een centrum was van laken- en linnenfabricage.
De uitbreiding der weverijen is dan ook verbazend snel in het werk gegaan. Besloeg de weverij eerst een grootte van 750 M2., thans beslaan deze fabrieksgebouwen reeds eene oppervlakte van 5000 M2. In 1919 werd een geheel modern grootsch kantoorgebouw gesticht in de Spoorstraat. Twee jaar later werd de firma omgezet in een naamlooze vennootschap. Bij het 75-jarig jubileum, in 1931, werd aan de „N.V. Gebr. van den Bergh's industrie en handelmaatschappij" het praedicaat „Koninklijke" toegekend.
Werd, in 't begin alleen het gedeelte der varkens voor de consumptie bestemd, behandeld, langzamerhand werd ook de afval productief gemaakt, zoodat ontstonden:
Een exportslagerij voor allerlei soorten van vee.
Een bacon zouterij.
Een zouterij voor alle andere soorten vleesch.
Een groote smelterij.
Een reuzeline- en margarinefabriek.
Een vleeschwarenfabriek (allerlei soorten worst, vleeschwaren en conserven).
Een raffineerinrichting voor alle soorten oliën en vetten.
Een zeepfabriek.
Bloedmeel-, beendermeel en beenderlijmfabricage, terwijl van den laatsten tijd dateeren de N.V. Organon, tot bereiding van orgaan-preparaten, op wetenschappelijken grondslag, voor medische doeleinden en een uiterst modern geoutilleerde groenten-conservenfabriek.
De vanwege de gemeente opgerichte tuinbouwcommissie heeft dit te baat genomen om met succes, den tuinbouw in Oss en in den omtrek, te bevorderen, voor leveringen aan deze inrichting.
Ongeveer in denzelfden tijd als de Zwanenburg's fabrieken werd in Oss de grondslag gelegd voor de N.V. Hartog's fabrieken, opgericht in 1883 door H. Hartog als exportslagerij, en uitgegroeid tot een exportslagerij van grooten omvang, een margarine- en vetfabriek, bacon-zouterijen, fabriek van vleeschwaren, zeepfabriek en olieslagerij en vetverhardingsfabriek. Tot voor korten tijd gaf deze industrie, die eene oppervlakte besloeg van 25.000 M2., aan meer dan 1200 arbeiders werk.
De algemeene crisis doet zich in de industrie te Oss aanmerkelijk gevoelen, doch er is hier meer. De oprichting der Margarine-Unie had als eerste gevolg, dat de Jurgens' fabrieken verplaatst werden naar Rotterdam. De slag, waardoor Oss hiermede getroffen werd, laat zich beter begrijpen dan beschrijven. Het rechtstreeksche financiëele nadeel voor de gemeente geven wij hier, volgens mededeeling van den heer V. Lepoutre, chef der afd. Fin. gem. secretarie:
„De overplaatsing der N.V. Ant. Jurgens' Margarinefabrieken van Oss naar Rotterdam, in April 1929, had de navolgende financiëele nadeelen voor de gemeente:
Vooreerst kwam te vervallen de uitkeering van het rijk wegens heffing van 48 opcenten op de hoofdsom der dividend- en tantièmebelasting. Deze uitkeering aan de gemeente bedroeg, gemiddeld, van f 100.000.— tot f 125.000.—. In 1927 zelfs f 163.000.—.
Als men weet, dat het gemeentelijk budget zich om de f 600.000 bewoog, kan men zich voorstellen welk een verlies de gemeente, door het vertrek dezer N.V. geleden heeft. De gemeente kwam daardoor circa g van haar totale inkomsten te missen. Dit bedrag moet gevonden worden door verhooging der plaatselijke belastingen van inwoners, waarvan b.v. de neringdoenden in hun zaken aanmerkelijk schade leden, terwijl tal van goed gesalarieerde ambtenaren der N.V. de gemeente verlieten en 250 werklooze arbeiders aan de gemeentelijke werkverschaffing of steunregeling kwamen. Verder kan het verlies aan inkomen voor de gemeente door het vertrek der Jurgens' fabrieken op minstens f 150.000.— per jaar geschat worden."
31 Dec. 1931 waren bij de gemeentelijke werkverschaffing 166 arbeiders te werk gesteld, terwijl 129 arbeiders uit Oss werkzaam waren bij de rijkswerkverschaffing aan de Hertogswetering.
Lichtpunten hebben zich voorgedaan in de vestiging der Philips' en Klipfabrieken in de voormalige fabrieken van Jurgens, terwijl ook de cadeau-afdeeling der Margarine-Unie weder van Rotterdam naar Oss verplaatst is.
Buiten de industrie is voor Oss nog van belang gebleven de landbouw en veeteelt, die vóór de groot-industrie opkwam, met den handel het hoofdbestaan der gemeente vormde.
Ook voor de verbetering der veefokkerij werd, vanaf begin dezer eeuw veel werk gemaakt. De in 1896 opgerichte afdeeling van den N. Br. Christ. Boerenbond, met een eigen stoomzuivelfabriek heeft in Oss, gelijk in geheel N. Br. voor de landbouwbevolking zegenrijk werk verricht. Voor het belang van de landbouwbevolking zijn nog een onderlinge paarden- en een runderen-verzekering, een vereeniging „stierhouderij", een geitenfokvereeniging en een tot bevordering van pluimveeteelt.
Een vereeniging, van den lateren tijd, die getracht heeft zich voor het algemeen nut der gemeente dienstbaar te maken en ook veel tot stand gebracht heeft is de op Augustus 1907 opgerichte vereeniging „Oss belang", die tot doel had de welvaart en bloei van Oss te bevorderen. Behalve dat deze vereeniging de hand gehad heeft in veel verbeteringen, die in Oss tot stand gekomen zijn, op allerlei gebied en door haar toedoen nationale en andere feesten werden georganiseerd en meerdere vereenigingen werden gesteund, zijn uit „Oss' belang", of door deszelfs toedoen vereenigingen ontstaan op speciaal gebied, zooals een pluimveevereniging de bloeiende en populaire vereeniging „Floralia", „de Huisvlijt", een vereniging voor Bijenteelt, het mannenkoor „Excelsior" en de vereniging tot het houden van een jaarlijksch „concours hippique".
Ter bestrijding der zuigelingensterfte werd aangesteld eene verpleegster,die 15 Juli 1921, hare werkzaamheden begon, terwijl 1 April 1924 het consultatie-bureau voor zuigelingen werd opgericht, waarvan een druk gebruik gemaakt wordt. Door het aanstellen van eene wijkverpleegster voor T. B. C. - lijders, voorziet de vereniging mede in ziekenverpleging, zoodat ook op dit punt Oss met zijn tijd medeging, terwijl voor ziekenverzorging van onvermogen¬den vroeger hier, zooals trouwens overal elders, hoofdzakelijk alleen werd voorzien door de aanstelling van een chirurgijn en later van geneesheeren.
Als typeerende staaltjes van geneeskundige zorg, in de vorige eeuw geven wij hier eenige bijzonderheden.
In 1840 was er in Oss kwestie tusschen den stadsgeneesheer en den heelmeester over de levering van bloedzuigers voor de armlastige zieken, waarop de beslissing volgde, dat de bloedzuigers, die voorgeschreven werden voor geneeskundige hulp door den geneesheer en die voor heelkundige hulp door den heelmeester verschaft moesten worden. Enkele jaren later mocht, met verlof van de Gedeputeerde Staten een plattelands-heelmeester ook met de zorg van de geneeskunde worden belast, daar de geneeskundige hulp, op rekening, voor de gemeente te duur uitkwam en voor de oproeping tot een med. doctor, belast met de armenpractijk voor een salaris van f 275.— niemand zich had aangeboden. *
De verbetering van het onderwijs in 't begin der vorige eeuw hebben wij reeds gezien aan 't begin van dit hoofdstuk. Het openbaar onderwijs bleef toen, een halve eeuw lang, op denzelfden voet.
De vestiging der zusters van Tilburg, in 1839, in Oss, waardoor de meisjes van bijzonder onderwijs gebruik maakten ontsloeg de gemeente van kosten voor personeel zoowel als voor vergrooting der school. In 1864 vond men den toestand der openbare school niet meer voldoende en werd een bouwterrein aangekocht in den Eikenboomgaard, waar thans de openbare school is. De bedoeling was, reeds toen, een nieuwe school te bouwen, waarvoor bestek en teekening gemaakt werden.
Door het uitblijven der gevraagde subsidie van provincie en rijk werd van den bouw afgezien. Bijna 20 jaar lang bleef men nog de, na den brand van 1751 opgebouwde school gebruiken. Deze school was inmiddels veel te klein geworden, doch daar men wist dat gezorgd zou worden voor bijzonder onderwijs ook voor jongens, door de fraters van Tilburg, bleef de toestand bij het oude. In de schoollokalen der fraters, zoover die gereed waren, werd in 1882 voorloopig openbaar onderwijs gegeven, totdat de fraters er zich zouden vestigen.
De gemeenteraad besloot 29 Sept. 1882 de oude school te doen herstellen en veranderen, daar deze voor de plm. 30 kinderen, die niet van bijzonder onderwijs gebruik zouden maken, naar inzicht van den raad voldoende was. De onderwijs-inspectie dacht er anders over. De heer J. Ringeling, district-schoolopziener vroeg een gemeenteraadsvergadering aan waarbij hij en de arrondissementsschoolopziener zouden tegenwoordig zijn, om over de scholen te spreken. Deze werd gehouden 8 Febr. 1883. Het gevolg was dat de raad, 28 Febr. 1883 besloot de nieuwe school met onderwijzerswoning te bouwen op het daarvoor in 1864 aangekochte terrein in den Eikenboomgaard.
Voor het bijzonder onderwijs zullen wij gegevens mededeelen in het hoofdstuk kerkelijke geschiedenis.
Wat kunsten en wetenschappen betreft moeten wij, jammer genoeg, zeer kort zijn.
Vinden wij, in het hoofdstuk „voorname personen", enkele mannen, die de wetenschap met eere gediend hebben, wij kunnen geen Ossenaars aanwijzen die de schoone kunsten beoefend hebben. Ook is Oss uiterst arm aan kunstschatten. 't Is te verontschuldigen niet alleen, doch het is, voor hen, die deze geschiedenis der gemeente gelezen hebben zeer goed verklaarbaar. Het vroegere tijdperk van bloei der kunsten, de middeleeuwen is voor Oss altijd geweest een tijd van oorlog en onrust. Eerst als frontvesting tegen Gelderland in de Geldersche oorlogen, later door zijn ligging in Brabant, dat een stootblok was in de oorlogen der republiek tegen de omliggende Staten, kon er aan kunst niet gedacht worden. En in het bloeitijdperk dezer eeuw, was opgaan in den handel het parool. Liefhebberij voor muziek heeft in Oss echter niet ontbroken.
Dat ook de sport in Oss tegenwoordig ruim beoefend wordt is te begrijpen, vooral sedert de gemeente, in 1929 een ideaal gem. sportterrein heeft aangelegd.
Op 't gebied van natuurschoon, tot welks behoud of ontwikkeling in den laatsten tijd meer werk is gemaakt, heeft Oss, door zijn ligging tusschen klei en hei, zeer varieerende, mooie plekjes, zoowel aan den waterkant, bij „de Meer" of wetering als aan den heikant. Over dit laatste schreef de directeur der Ned. Heidemaatschappij de heer Van Lonkhuyzen, in een rapport, van 29 Dec. 1927, omtrent wegbeplantingen, op initiatief van den wethouder van openbare werken, den heer J. Ploegmakers, gedaan. „De Willibrordusweg is op het Zuidelijk gedeelte beplant met berken, De boomen zijn geplant op onderlinge afstanden van vijf Meter. De grond is zeer goed geschikt voor berken, die zich geheel bij de omgeving aanpassen, waar men jongere en oudere aanplantingen van grove dennen vindt, benevens aangeplante vakken van zeedennen en verspreid staande oudere exemplaren. Het terrein is heuvelachtig en plaatselijk nog aan verstuiving onderhevig. Langs den schralen zoom komen schilderachtige, oude boeren-hoefjes voor, sommige omgeven door zware, prachtig gevormde berken. Het terrein, dat een vrij groote oppervlakte beslaat, strekt zich uit van den weg naar Heesch, tot aan weerszijden van het Zuidelijk gedeelte van den Willebrordusweg. Het geheel ziet er schilderachtig uit en getuigt van een nog ongerepte natuur."
Aan het einde van dit hoofdstuk moet ik nog eenige bijzonderheden toevoegen, naar aanleiding van het plan van een der raadsleden, bij de behandeling der uitgave van dit werk in de raadsvergadering van 3 Maart l.l., de laatste vergadering gepresideerd door burgemeester van den Elzen, * om deze geschiedenis van Oss mede dienstbaar te maken voor den opbloei der gemeente. Waarschijnlijk heeft zij aan dit doel beantwoord, wijl uit dit laatste hoofdstuk voldoende blijkt, dat Oss, in ieder opzicht met zijn tijd is medegegaan en dat de industrieën, die hier allen in 't klein begonnen zijn, in Oss tot buitengewone ontwikkeling zijn gekomen.
Moge de kennis van deze feiten een reden zijn tot vestiging van nieuwe industrieën, zij het dan in 't klein, om gelijk de reeds gevestigde tot even ruime ontwikkeling te komen.