De zetters (ook wel 'verdelers' genoemd) hadden tot taak het schatten van de waarde van het onroerend goed om vervolgens te bepalen hoeveel belasting hierover betaald zou moeten worden. Iedere zetter was verantwoordelijk voor het schatten van een deel van het grondgebeid van de gemeente (veelal een sectie). Zij hielden daarvan registers bij. De burgemeester was verantwoordelijk voor het bijeenroepen van de zetters.
Als landeigenaren of pachters het niet eens waren met de door de zetters uitgebrachte taxatie, konden zij bij de burgemeester in beroep gaan.
De zetters werden benoemd door de commissaris van de koning op voordracht van de gemeenteraad,. Zij haden zitting voor een periode van vier jaar. Vaak waren raadsleden tevens lid van het college van zetters.
Het college van Zetters is opgeheven bij wet van 13 mei 1927, uit oogpunt van bezuiniging.