Archieven

69 Missive vanuit de generaliteitsrekenkamer op een rekest van David Constantyn du Tour majoor der cavalerie in staatse dienst, die heeft verzocht om haar Ho: Mo: approbatie op de collatie van een kanunnikplaats in het kapittel van Oirschot vacant door het overlijden van Johan van Essen, welke op hem suppliant al op 26 augustus 1741 geconfereerd is door de Graaf van Merode Marquis de Westerlo etc. [met details].

64 Missive van Frans van Heurn rentmeester van het kapittel van Oirschot in welke akte bekend wordt gemaakt dat te Arnhem is overleden op de 21e van deze maand Mr. Johan van Essen de oudste kanunnik van genoemd kapittel, mitsgaders dat de tour om die plaats te vervullen , was aanstaande aan de Graaf van Merode Marquis van Westerlo aan wie ¼ van het patronaatschap toekomt, dat de Ho: Mo: die dat recht voor de helft hebben, de laatste plaats hadden vervuld, zulks dat de eerstkomende vacature wederom aan het land zou toekomen.

97 Rekest van Lodewijk Jan Baptist Sweerts de Landas ontvanger der konvooien en licenten te Nijmegen inhoudende dat zijn vader Jacob Dirck Sweerts de Landas op 28 november 1732 bij de Raad en Leenhof van Brabant en de landen van Overmaaze beleend was geworden met de hoge middele en lage heerlijkheid van Oirschot met 8 gehuchten of pastorijen met de cijnsen pachten en renten daartoe behorende , de halve gruit en andere rentmeesterschappen en verder ap- en dependientien, zoals zijn vader zoals wijlen diens vader die op 11 maart 1672 had verheven; dat gemelde Jacob Dirck Sweerts de Landas in leven Heer van Oirschot mitsgaders deken en kanunnik van het kapittel van Sint Pieter aldaar, nu onlangs is overleden, de suppliant als oudste zoon en naast leenvolger wel zou inclineren [= genegen zijn] zich te stellen in de possessie van de halve heerlijkheid Oirschot; de suppliant was echter na het overlijden van zijn vader geïnformeerd dat er onder de Raad en Leenhof van Brabant een testamentaire dispositie zou berusten door M.C. Sweerts de Landas en zijn vrouw C.G. van Els de Sweerts resp.. zijn grootvader en grootmoeder van 17 juni 1704, in besloten forma gepasseerd en behoorlijk beschreven en welk testament nu na de dood van de vader van de suppliant geopend moest worden en de suppliant mitsdien heeft gemeend zich niet te moeten stellen vooral eer aan hem de inhoud van het testament bekend was; voorts wordt ingegaan op het feit dat de heren der heerlijkheid medepatroon waren van het kapittel van Sint Pieter – zie ook 739

87 Rekest van Mr. Anthony van Heurn pensionaris van de stad ’s-Hertogenbosch inhoudende dat in de parochiale kerk te Oirschot was gefundeerd een kapittel of college van kanunniken uit welk college een van hen tot deken werd aangesteld wat belangende was de kanunnikaten die bij vacature door haar Ho: Mo: represneterende de Hertog van Brabant, de Graaf van Merode en de halfheer van Oirschot, als pastroon werd begeven te weten alternus vicibus, zodanig dat haar Ho: Mo: in de collatie twee touren hadden en de graaf van Merode en de halfheer van Oirschot ieder een tour; dat t.o.v. het dekenschap van het kapittel haar Ho: Mo: bij resolutie van 5 februari 1698 hadden verstaan, dat het dekenschap zowel als de kanunnikaten stond ter collatie aan de patronen; dat het merendeel der kanunniken zich elders in stad en meierij ophielden doch dat hetgene t.o.v. de deken ‘inconvenienten na sigh soude sleepen geconsidereert den selven over alle voorvallende saaken met den renmteester van het capittel moeste confereeren ende overleggen of de saaken die te verhandelen stonden, konden worden verschoven tot de ordinaire vergaderingen van het capittel, dan of de noodsaakelijckheyd daar omtrent aanstonds eenigh besluyt te neemen, i nwelken gevalle de present zynde canonicquen wirden geconvoceert en de saaken die geen uytstel konden lyden, door haar afgedaan’. Van Heurn wordt aangesteld de zaken verder te regelen en het rekest wordt geseponeerd in afwachting van het bericht van de rentmeester van het kapittel.