Notaris Johannes Gruter de Venrade, priester, oorkondt dat Gerardus Groy en zijn vrouw Heylwigis, dochter van Michael de Breda en weduwe van Johannes Losschart, hun testament maken. Ze herroepen al hun voorgaande testamenten, met uitzondering van dat van Heylwigis en Johannes van 1420-08-02 voor notaris Theodericus de Mosa en legaten door Gerardus aan Henricus de Aerle en de stichting van een altaar in de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch. Ze wensen begraven te worden in de koorgang van het nieuwe koor bij de sacristie naast het nieuwe altaar daar. Ze schenken geld aan de Sint-Lambertuskerk in Luik en voor hun begrafenis aan de kerkfabriek van de Sint-Jan. Aan deken en kapittel van de Sint-Jan schenken ze een roggepacht in Oss onder nadere voorwaarden omtrent hun jaargetijde; aan de kapelaans een erfcijns in Heeswijk onder vergelijkbare voorwaarden; aan de twee kapelaans op het Maria-altaar van de Lieve Vrouwe Broederschap een erfcijns uit een huis in Boerde in 's-Hertogenbosch; aan de Tafel van de Heilige Geest en de armen van het gasthuis bij de Gevangenpoort een wei bij Smeestersdonck bij 's-Hertogenbosch met een deel voor de monialen en gesluierden van het gasthuis; aan de Infirmerie van het Groot Begijnhof geld; aan de predikheren, minderbroeders, clarissen, Porta Celi en de kerkfabriek van het klooster Hooidonk in Wetten geld. Gerardus geeft aan zijn natuurlijke dochter Elisabeth, verwekt bij Ghesa dochter van Happ de Heesbeke de Oirscot, erfpachten en erfcijnzen in Nistelrode en Heeswijk; land in De Vliert en De Peper en in Orthen in de Orthensche Donck onder nadere voorwaarden; aan andere particulieren erfpachten en erfrenten, onder meer in Tilburg en in 's-Hertogenbosch (hoek Corenstrate en Kerstraet), in Vught in Wijssemien, op Die Oeteren en in de Hinthamerstraat, in de Wijacker in Dinther, in Maren, aan het eind van de Orthenstraat. Ten slotte maken ze regelingen over hun roerende goederen en het vruchtgebruik van hun onroerende goederen. Getuigen zijn heer Johannes Mynne, Willelmus de Ghiessen en Romboldus Cantor, vicarissen van de Sint-Jan. Gedaan in de Sint-Janskerk in de kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap.
Notaris Johannes Gruter de Venrade, priester, oorkondt dat Gerardus Groy en zijn vrouw Heylwigis, dochter van Michael de Breda en weduwe van Johannes Losschart, hun testament maken. Ze herroepen al hun voorgaande testamenten, met uitzondering van dat van Heylwigis en Johannes van 1420-08-02 voor notaris Theodericus de Mosa en legaten door Gerardus aan Henricus de Aerle en de stichting van een altaar in de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch. Ze wensen begraven te worden in de koorgang van het nieuwe koor bij de sacristie naast het nieuwe altaar daar. Ze schenken geld aan de Sint-Lambertuskerk in Luik en voor hun begrafenis aan de kerkfabriek van de Sint-Jan. Aan deken en kapittel van de Sint-Jan schenken ze een roggepacht in Oss onder nadere voorwaarden omtrent hun jaargetijde; aan de kapelaans een erfcijns in Heeswijk onder vergelijkbare voorwaarden; aan de twee kapelaans op het Maria-altaar van de Lieve Vrouwe Broederschap een erfcijns uit een huis in Boerde in 's-Hertogenbosch; aan de Tafel van de Heilige Geest en de armen van het gasthuis bij de Gevangenpoort een wei bij Smeestersdonck bij 's-Hertogenbosch met een deel voor de monialen en gesluierden van het gasthuis; aan de Infirmerie van het Groot Begijnhof geld; aan de predikheren, minderbroeders, clarissen, Porta Celi en de kerkfabriek van het klooster Hooidonk in Wetten geld. Gerardus geeft aan zijn natuurlijke dochter Elisabeth, verwekt bij Ghesa dochter van Happ de Heesbeke de Oirscot, erfpachten en erfcijnzen in Nistelrode en Heeswijk; land in De Vliert en De Peper en in Orthen in de Orthensche Donck onder nadere voorwaarden; aan andere particulieren erfpachten en erfrenten, onder meer in Tilburg en in 's-Hertogenbosch (hoek Corenstrate en Kerstraet), in Vught in Wijssemien, op Die Oeteren en in de Hinthamerstraat, in de Wijacker in Dinther, in Maren, aan het eind van de Orthenstraat. Ten slotte maken ze regelingen over hun roerende goederen en het vruchtgebruik van hun onroerende goederen. Getuigen zijn heer Johannes Mynne, Willelmus de Ghiessen en Romboldus Cantor, vicarissen van de Sint-Jan. Gedaan in de Sint-Janskerk in de kapel van de Lieve Vrouwe Broederschap.