Notaris Johannes Amelrici de Buscoducis oorkondt dat Goeswinus Ancelmi, clericus, gevraagd heeft de stichtingsakte van de kapelanie van heden voor te lezen aan deken en kapittel, een altaar ervoor aan te wijzen en hem als eerste rector van deze kapelanie te benoemen. Als altaar wordt het altaar van Cosmas en Damianus onder het oksaal en voor het koor aangewezen bij afwezigheid van de rector van dat altaar heer Johannes de Aefferden. Goeswinus wordt als rector van deze nieuwe fundatie benoemd. De inkomsten van de eerste en deze tweede fundatie worden op termijn met elkaar verenigd. Wie van hen het laatst overlijdt zal het geheel als één beneficie bezitten. Ten slotte installeert de notaris hem door overhandiging van kelk, boek en ornamenten die bij dat altaar horen. Gedaan in de kapittelzaal en naast het voornoemde altaar in aanwezigheid van heer Johannes Templer, priester van die kerk, en Johannes Loey, bastionarius.
Notaris Johannes Amelrici de Buscoducis oorkondt dat Goeswinus Ancelmi, clericus, gevraagd heeft de stichtingsakte van de kapelanie van heden voor te lezen aan deken en kapittel, een altaar ervoor aan te wijzen en hem als eerste rector van deze kapelanie te benoemen. Als altaar wordt het altaar van Cosmas en Damianus onder het oksaal en voor het koor aangewezen bij afwezigheid van de rector van dat altaar heer Johannes de Aefferden. Goeswinus wordt als rector van deze nieuwe fundatie benoemd. De inkomsten van de eerste en deze tweede fundatie worden op termijn met elkaar verenigd. Wie van hen het laatst overlijdt zal het geheel als één beneficie bezitten. Ten slotte installeert de notaris hem door overhandiging van kelk, boek en ornamenten die bij dat altaar horen. Gedaan in de kapittelzaal en naast het voornoemde altaar in aanwezigheid van heer Johannes Templer, priester van die kerk, en Johannes Loey, bastionarius.