Int jaer ons Heeren duysent vyfhondert ende twelve, sevenentwentig daghe in Aprille.
Voor schepenen van Gilze, Hendrik Herincxzoon van Ghilze en Robrecht Peter Robrecht Wiltenszoon, wordt getuigd dat Cornelis Jacopszoon als rentmeester van St. Catharinadal, tegenover Robrecht Michiel Robszoon, nopens 14 loopen rogge, veronderpand op een derdedeel van een erf, genoemd Gemeyn Elsschot, 2 bunder groot, gelegen te Molenschot, dat deze vervangen worden door 20 stuivers erfcijns vanaf 1512, gevest op het genoemd derdedeel en op een half derdedeel aldaar door Robbrecht verkregen van de erfgenamen van Antoon Moermans, alzoo alles veronderpand op de rechte helftscheiding van den gezegden Elsschot, ongeveer 3 bunder groot, tusschen Robbrecht Willem en Peter Reinerszoon van Gilze.
Int jaer ons Heeren duysent vyfhondert ende twelve, sevenentwentig daghe in Aprille.
Voor schepenen van Gilze, Hendrik Herincxzoon van Ghilze en Robrecht Peter Robrecht Wiltenszoon, wordt getuigd dat Cornelis Jacopszoon als rentmeester van St. Catharinadal, tegenover Robrecht Michiel Robszoon, nopens 14 loopen rogge, veronderpand op een derdedeel van een erf, genoemd Gemeyn Elsschot, 2 bunder groot, gelegen te Molenschot, dat deze vervangen worden door 20 stuivers erfcijns vanaf 1512, gevest op het genoemd derdedeel en op een half derdedeel aldaar door Robbrecht verkregen van de erfgenamen van Antoon Moermans, alzoo alles veronderpand op de rechte helftscheiding van den gezegden Elsschot, ongeveer 3 bunder groot, tusschen Robbrecht Willem en Peter Reinerszoon van Gilze.
Op rugzijde : Eenen r. gulden (XVIe e.).