De groei van Escharen vond vooral in de 20e eeuw plaats, aanvankelijk als lintbebouwing langs bestaande routes, later ook als nieuwe straten. In de tachtiger jaren is de (vooralsnog) laatste uitbreiding ontstaan aan de Akkerslagen.
De dorpen Escharen en Langenboom en de gehuchten Hooghal, Lagepoel en Hal vormden samen tot 1942 een zelfstandige gemeente van zo’n 2.016 ha. Gemeentelijke herindelingen in noordoost Brabant maakten in dat jaar een einde aan het zelfstandige bestaan van Escharen, dat samen met Velp bij de gemeente Grave werd gevoegd. Langenboom kwam bij de gemeente Mill en Sint Hubert. Escharen grensde aan een vijftal gemeenten en aan de rivier de Maas. In het noorden lag Grave. Ten westen lagen de gemeente Velp en Reek. In het oosten lag Gassel en ten zuiden grensde Escharen aan Mill en Sint Hubert.
Gemeentewapen
Op 16 juli 1817 verleende de Hoge Raad van Adel Escharen een gemeentewapen met de volgende omschrijving: Van lazuur (=blauw), beladen met de H. Maagd Maria en het Christuskind, alles van goud". De keuze voor de beeltenis van Maria lag op zich niet voor de hand: als er voor een heilige in het gemeentewapen werd gekozen, was dat in het algemeen de patroonheilige van de plaatselijke parochie.
Voor Escharen had Sint-Lambertus dus voor de hand gelegen. Waarom de burgemeester van Escharen van die gewoonte is afgeweken en O.L. Vrouw voor het gemeentewapen heeft voorgesteld, weten we helaas niet. Mogelijk heeft hij willen verwijzen naar een Mariabeeld in de Escharense kerk dat kort na 1794 was verbrijzeld. Het zou tot die tijd veel bedevaartgangers hebben getrokken en het werd in verband gebracht met miraculeuze genezingen.
De bevolking leefde eeuwenlang hoofdzakelijk van akkerbouw en veeteelt. In de 20e eeuw kwam hierin langzaam verandering. Na de Tweede Wereldoorlog zochten steeds meer mensen hun bestaan buiten het dorp, wat ook kon door de beschikbaarheid van moderne vervoermiddelen en de verbetering van de infrastructuur.
Brabants Historisch Informatie Centrum