skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Astrid de Beer
Astrid de Beer RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Astrid de Beer
Astrid de Beer RA Tilburg

Archieven

156 Commissaris vluchtelingen in Brabant en Zeeland, 1914 - 1926

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
Historisch overzicht
156 Commissaris vluchtelingen in Brabant en Zeeland, 1914 - 1926
Inleiding
Historisch overzicht
Na het uitbreken van de oorlog in 1914 had de Overheid, naast vele andere noodgedwongen bemoeingen, onverwijld de huisvesting, voeding en verzorging te regelen van de talrijke Belgische vluchtelingen, die over onze grens he oorlogsgeweld ontweken waren. De eerste voorzieningen zijn vooral van lokale besturen en steuncomités uitgegaan, aan welke door de Minister van Financiën zo comités nodig voorschotten werden verstrekt, terwijl het bedrag van de verstrekte ondersteuningen later aan het Rijk in rekening mocht worden gebracht.
Op de grondslag van de lokaal gegroeide vluchtelingenzorg heeft de regering voortgebouwd door boven de gemeentelijke organisatie een centrale in het leven te roepen: een Regeringskommissariaat en daarnaast een concentratie, toegepast door de oprichting van eerst tijdelijke vluchtkampen later "Vluchtoorden", zoals de officiële naam van deze "Belgische dorpen in Nederland" luidde.
Bij ministeriële beschikking werd dan de onderstand van de vluchtelingen geregeld via provinciale comités en door de "Centrale Commissie ter behartiging van de belangen van alle uitgeweken vluchtelingen". * 
Het oppertoezicht en de uitvoeringsmaatregelen in zake de vluchtelingenzorg droeg de Regering op aan hare "Commissaris voor de vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland", die o.a. de vluchtelingen via de doorgangshuizen, buiten het in staat van beleg verklaarde grensgebied verblijfplaats liet kiezen in bepaalde gemeenten, of wel hun een van de Vluchtoorden als verblijfplaats aanwees.
Hij had de regering van advies te dienen voor alle regelingen in het belang van de vluchtelingen, over de door de gemeenten te verstrekken Rijksonderhoud, over werkverschaffing ter hunner behoeve hier te lande of elders; ook had hij alle beslissingen van de Regering ter kennis van de plaatselijke autoriteiten te brengen en met deze briefwisseling aangaande de vluchtelingenverzorging te voeren. Deze korrespondentie betrof o.a. het aantal in iedere gemeente verblijfhoudende vluchtelingen, de gebouwen, waarin zij gehuisvest waren, de gezondheidstoestand e.d. en voornamelijk de bedragen van de te verlenen rijksonderstand. Periodiek te beantwoorden vragenlijst en overzichtelijke opgaven door de gemeentebesturen aan de Regeringscommissaris te zenden, sterkte om deze van alle wijzigingen in de vluchtelingenverzorging op de hoogte te stellen. Ten aanzien van de rijksonderstand werden drie categorieën van vluchtelingen onderscheiden: zij die zonder ondersteuning in een gemeente verblijf hielden, zij die gewone rijksonderstand genoten, en zij die onderstand genoten als "pauvres honteux", stille behoeftigen, die door hun rang, stand of ontwikkeling niet in een vluchtoord thuisbehoorden en wier belangen behartigd werden door het "Nederlands Comité tot steun aan Belgische en andere slachtoffers" te Amsterdam, welk Comité bepaalde, waar deze personen ondersteuning zouden genieten en in welke omvang. Alvorens tot opzending van vluchtelingen van de beide eerste categorieën naar een vluchtoord mocht worden overgegaan omdat zij niet in staat waren zelf in hun onderhoud te voorzien, moest een gemeentebestuur, een gemotiveerd voorstel bij de Regeringscommissaris van de vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland indienen, die dan machtiging tot die opzending verleende.
Toen in 1918 een nieuwe stroom van Franse en Belgische vluchtelingen ons land binnen kwam, was het weer de taak van de Regeringscommissaris om in overleg met de gemeentebesturen de nodige maatregelen voor de voedselvoorziening enz. te nemen. De wapenstilstand maakte de terugkeer van de vluchtelingen naar hun vaderland mogelijk, en over de beëindiging van de onderstand in verband met repatriëring moesten regelingen worden getroffen. Na 12 April 1919 mocht de gewone rijksonderstand niet meer worden uitgekeerd, dan in buitengewone gevallen, die in overleg met en voor rekening van de Belgische Regering elk afzonderlijk behandeld werden.
Tenslotte werd door de Regeringscommissaris met de gemeentebesturen de overgaaf ten verkoop geregeld van alle gebouwen, barakken en roerende goederen, die voor de vluchtelingenzorg gediend hadden en nog voor rijksrekening in Noord-Brabant en Zeeland aanwezig waren.
De functie van Regeringscommissaris voor de vluchtelingen in Noord-Brabant en Zeeland werd sedert oktober 1914 door Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck uitgeoefend, die zijn bureau eerst op het raadhuis te Roosendaal had en sedert Juni 1915 in het vluchtoord te Uden. Formeel vervulde hij deze functie tot 16 mei 1918, toen hij wegens zijn benoeming tot Commissaris van de Koningin in Limburg officieel opgevolgd werd door overste J.P.A. Wilhelm. Feitelijk was de laatstgenoemde reeds van 1 september 1915 af als plaatsvervangend Regeringscommissaris voor de vluchtelingen werkzaam geweest. Bij afwezigheid van de Regeringscommissaris was Snouck Hurgronje aangewezen om als gemachtigde de vluchtelingen-aangelegenheden te behandelen. In zijn veelomvattende taak werd de Regeringscommissaris in verschillende plaatsen van zijn ambtsgebied vertegenwoordigd door Gedelegeerden. Zo was A.C.A. van Vuuren aanvankelijk te Roosendaal als zodanig opgetreden; voor Zeeuws-Vlaanderen bleef Ds. J.N. Pattist te Aardenburg hem gedurende de hele oorlogstijd vervangen, en de heer L. van Hasselt te Bergen-op-Zoom eveneens voor Walcheren. * 
Het Regeringskommissariaat werd beschikking van de Minister van Binnenlandse Zaken van 22 oktober 1920 (no. 793 afd. A) opgeheven, en daarbij overste Wilhelm eervol van deze taak ontheven, evenals de beide Gedelegeerden.
Het archief
Aanwijzingen voor de gebruiker

Kenmerken

Datering:
1914-1926
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch