Dat leidde in 1924 tot de oprichting van het waterschap Het Helvoirtsch Broek (1924-1963) voor een gedeelte van dat gebied. De rest bleef problemen houden. De waterstaatzorg was overigens erg versnipperd. In principe viel die toe aan de gemeenten, maar delen van het gebied behoorden en hadden behoord tot andere waterschappen of polders zoals de Binnenpolder van de Achterste Distelberg, de Binnenpolder van Cromvoirt en de polder van Bergenshuizen.
In 1923 is gepoogd om te komen tot de oprichting van twee waterschappen, namelijk De Leij en De Broekleij, maar dat stuitte op verzet van de plaatselijke bevolking. Daarom werd er toen van afgezien. De problemen bleven echter onopgelost.
Uiteindelijk werd bij besluit van Provinciale Staten van Noord-Brabant van 31 juli 1941 één waterschap opgericht, namelijk De Zandleij. Het besluit trad op 1 juli 1942 in werking.
Het gebied van het nieuwe waterschap omvatte delen van de gemeenten Berkel-Enschot, Drunen, Esch, Haaren, Helvoirt, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Udenhout en Vught.
[bron: inleiding van de archiefinventaris van het waterschap De Zandleij, 1942-1994]
Dat er al vóór 1924 pogingen zijn gedaan om de waterproblemen in dit gebied aan te pakken blijkt wel uit deze archiefbescheiden en het verhaal daarachter.
In het laatste kwart van de 19e eeuw heeft een aantal eigenaren uit de streek (wie zou dit plan hebben bedacht?) getracht een drooglegging- en ontginningsproject te starten of eventueel een waterschap te vormen. Woordvoerder notaris W.A. Coolen te Helvoirt heeft wat af gecorrespondeerd met diverse autoriteiten om een en ander van de grond te krijgen. (De minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, civiel-ingenieurs van rijks- en provinciale waterstaat, leden van de tweede kamer en gedeputeerde en provinciale staten van Noord-Brabant, directeuren rijkslandbouwproefstation Wageningen en technisch bureau Groesbeek, besturen van de betreffende gemeenten, de belanghebbende eigenaren van de moerasgronden)
In januari 1878 wordt een bijeenkomst gehouden op kasteel Zwijnsbergen om voor dit zakelijk project een concessie te verwerven en aandelen uit te geven. Aanwezig zijn notaris Coolen, jonkheer mr J. de Jonge van Zwijnsbergen en zijn zonen Marinus en Gijsbertus, jonkheer mr L. van Meeuwen, rechter te Den Bosch en de heer G. Bosch, fabrikant te Den Bosch alsmede ingenieur Havelaar te Utrecht. Men berekende een winst van 240.000 gulden over een investering van 160.000 gulden. De drooggelegde gronden zouden meer waard worden.
Het gaat vooral om het zgn. Helvoirtse broek.
We vinden ook lijsten van eigenaren van moerasgronden (met kadastrale aanduiding) bij de onderhavige archiefbescheiden. Ook een ontwerp reglement voor een waterschap genaamd "het Helvoirts Broek".
De autoriteiten reageren lauw en houden telkens een slag om de arm. Gemeenten en provincie vinden het in 1897 beter om maar af te wachten tot het gereedkomen van het Afwateringskanaal van 's-Hertogenbosch naar Drongelen (tussen 1907 en 1911 gegraven!) om Het Bossche Broek te ontlasten bij wateroverlast.
Daarna kan men in overweging nemen wat moet worden uitgevoerd.
G.S. concludeert in 1899, na terinzagelegging van de ingekomen plannen, dat er te weinig belangstelling bestaat in de betrokken streek.
Er bestaan derhalve geen termen om aan het verzoek gevolg te geven.
Het plan houdt daarmee op te bestaan, hoewel de heer Coolen in 1902 de Centrale Credietbank te Utrecht nog probeert warm te krijgen voor een onderneming (een n.v.) om 200 ha moerasgronden droog te leggen en te verbeteren. Maar de directeur antwoord dat de Credietbank nog te jong is om een dergelijke transactie te aanvaarden.
De stukken in dit archiefje betreffen dus niet gerealiseerde particuliere plannen.
[bronnen:
6014 Waterschap het Helvoirts broe, 1924-1963, inv.no. 1
5227 Collectie Haaren, inv.no. 1]