Archieven

21 Voor mij Cornelis Witteboll, notaris residerend te Boxtel verscheen sr. Michiel de Lavigne, ruiter onder ritmeester Linde van de Blauwgarde in dienst van het land en draagt hierbij aan Hercules van Mol, wonend te Boxtel het volgende bezit over. Dat betreft 4 ledikanten met 4 bedden en toebehoren, 4 bedden met toebehoren liggend in de koetsen, een bottelarij van eikenhout, een bottelarij gemaakt van delen planken, een blok met 5 deuren, 2 koperen ketels elk groot een aam ... (?), 2 waskuipen, 2 biertonnen waarop de naam van de verkoper is gebrand, 25 schilderijen , grote en kleine, een zwart ruinpaard, een hoogkar, een aardkar met alle paardentuig en hachten, karhuiVen etc. , 25 schotels en 30 tinnen tellioeren, grote en kleine, een braadspit met lopend werk en toebehoren, brandhout, zowel berken- als populier met de schelft... die in de schuur liggen, 2 ladders, een hoenderkooi. Al dat bezit is in het huis dat hij heeft gehuurd van sr. Willem van Heeswijck, burger in de stad Den Bosch, staande onder Berlicom en alles te aanvaarden bij her passeren van deze akte. De koopprijs bedraagt 250 gulden waarvoor de verkoper verklaart te zijn betaald en welk bezit nu is overgegeven samen met het ruinpaard. Actum te Boxtel op 3 april 1704, in aanwezigheid van Peeter van de Sande, huidig schepen en Cornelis Nuijens als getuigen. Ondertekend: Michiel de Lavignie, Peeter van de Sande, Cornelis Nuijens, quod attestor Corn. Wittebol, notarius publicus.

22 In de naam van de heer Amen, Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Lijsken meerderjarige dochter van wijlen Jan Eijmbert Peijnenburgh wonend te Haren aan de Heesacker, gezond van lijf en leden en in het bezit van haar verstandelijke vermogens. Ze maakt haar testament op. Ze vermaakt aan de kinderen van wijlen Marten Janssen van Seumeren verwekt bij wijlen diens vrouw Jenneken Janssen van Peijneburgh, zijnde de zuster van de testatrice, verder aan de kinderen van Willem Porters door Willem verwekt bij diens vrouw Catelijn Jansse Peijnenburgh, eVeneens zijnde de zuster van de testatrice, een perceeltje teulland groot ca. 40 roedes, genoemd in de Bestersse Ackers, belendend Peter Hendricks van Eijndoven, de kinderen van Lambert Adriaens, sr. Joannes van Kessel, Adriaen Adriaens. Het perceel na haar dood te aanvaarden stoppelbloot. Verder vermaakt ze aan Anthonij en Adriaen, zoons van wijlen Adriaen Janssen Pijnenburg door Adriaen verwekt bij diens vrouw wijlen Eijcken dochter van Cornelis Hendrick Vucht, zijnde Adriaen de broer van de testatrice, een perceel teulland groot 2 en een half lopenzaad, gelegen te Haren aan de Belverse straat meestal genoemd de Schapen Leije, belendend Aelbert Peeters van Kriecken, Jan Willem Covels, de Belverse straat. Daaruit 3 vaten rog te betalen uit een grotere pacht, te aanvaarden na haar dood ook stoppelbloot. Alle andere bezit vermaakt ze aan Jan Adriaen Oerlemans die is getrouwd met Catalijn Adriaen Janssen Pijnenburgh, zijnde de dochter van de broer van de testatarice, ook na haar dood te aanvaarden. Ze benoemt deze Jan Adriaen Oerlemans als haar universele erfgenaam. Ze verklaart dat dit haar testament is en wil het zo hebben uitgevoerd ook al zou er daarbij niet aan alle voorschriften qua testament zijn voldaan. Aldus gepasseerd ten huize van de testatrice, op 1 april 1704 in aanwezigheid van Hendrick Adriaens Pijnenburgh en Antonij Cornelissen Pijneburgh als getuigen.

23 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, verscheen Peeter van de Ven, meester-raaimaker van beroep, inwoner van Boxtel en verklaart aan Maria Gijsberts Verbeecq, wonend te Boxtel die per 27 januari 1705 de som van 250 gulden te betalen en op 27 april daarna de som van 300 guldens, samen 550 gulden met een rente van 22 gulden zijnde 4 %. Het betreft 2 verschillende obligaties die werden opgemaakt op 27 januari en 27 april 1701 die hiermee komen te vervallen. Als het kapitaal niet op de vervaldagen wordt betaald, zal de rente blijven doorlopen. De schuldenaar belooft zulks na te zullen komen en stemt erin toe dat de schuld voor schepenen van Den Bosch of van Boxtel vernieuwd kan worden en daarvoor machtigt hij toonder van deze brief. Aldus gepasseerd te Boxtel op 7 mei 1704 in aanwezigheid van Cornelis Nuijens en Martijn Marijnen als getuigen. Ondertekend : Peeter van de Ven, Cornelis Nuijens als getuige, Marten ter Beeck (in de akte als Marijnen vermeld), quod attestor Corn. Wittebol, notarius publicus.

24 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Adriaentie meerderjarige dochter van wijlen Niclaes Cuijpers, ziek in bed liggend te Boxtel aan de Roont ten huize van haar neef Jan Cornelis Cuijpers, wel in in bezit van haar verstandelijke vermogens. Ze maakt haar testament op en beveelt haar ziel na haar overlijden aan bij de almachtige God en wil een christelijke begrafenis. Ze vermaakt aan haar neef Jan Cornelis Cuijpers haar huis, schuur en tuin etc. te Boxtel onder Luijssel, belendend Aert Hendricks van Rooij, de tafel van de H. Geest te Boxtel, de straat daar. Zulks doet ze vanwge de trouwe diensten die hij aan haar heeft bewezen en nog zal doen. Haar neef moet daaruit wel jaarlijks, 4 jaar lang en niet langer, 10 gulden aan iemand betalen zonder dat hij daarover rekenschap hoeft te doen. Verder wil de testatrice dat Jan Cornelis Cuijpers en Willem Baijens naar hun goeddunken aan de huisarmen van Boxtel al haar inkomsten zullen genieten van haar bezit, danwel aan personen die zij aan Jan en Willem kenbaar heeft gemaakt te doen. Alle andere inkomsten waarvan hiervoor geen melding is gemaakt, voor 4 jaar lang, zowel voorlijf, korenpacht etc., vanaf het eerste jaar na haar dood, gaat naar genoemde Jan en Willem zonder dat die daarover rekenschap hoeven af te leggen. Ze wil dat alle kleren, wol- als linnen afkomstig van wijlen haar broer Cornelis Claes Cuijpers, zover nog aanwezig zijnde en haar eigen kleren, wol, linnen etc. 6 weken na haar overlijden door Jan Cuijpers en Willen Baijens zal worden verdeeld zoals zij hen daarin mondeling heeft opgedragen. Ze vermaakt verder aan Jennken weduwe van Cornelis Goijarts het vruchtegrbuik of inkomsten en haar kinderen verwekt bij wijlen haar man het erfrecht ervan, een stuk teulland genoemd de Schuerakker, gelegen onder Luijssel, belendend Gerit Avinionghs, Cornelis Sijmons, de straat. Jenneken krijgt daarvan 4 jaar lang de inkomsten en daarna gaat het naar Jan Cuijpers en Willem Baijens.