Archieven

126 Missive van de schepenen der stad ’s-Hertogenbosch die een lijst doorsturen van de markt- en veerschippers van ’s-Hertogenbosch op andere plaatsen en van daar heen en weer varende en tevens een lijst van de 11 beurtschippers die in de stad thuishoren en die passagiers en goederen op de dagen dat er geen markt- of veerschepen afvaren moeten overbrengen ofwel tot het transporteren van een vracht kunnen worden afgehuurd met bijvoeging dat van deze laatste drie door de aannemers van ’s lands dienst zijn geëngageerd, alsmede de mededeling dat ze niet kunnen bepalen de tijd van hoe lang de gemelde schippers buiten pressing behoren gehouden te worden om de nodige voorraad van vivres naar de stad kunnen vervoeren

125 Bericht van de raad en rentmeester generaal der domeinen De Schmeling op een rekest van Hendrik van Adrichem drossaard van stad en jurisdictie van Helmond in kwartier Peelland verzoekende om een autorisatie tot het aanstellen van een schutter en nachtroeper in de plaats van Frederik Hermans die zich bij gelegenheid van het apprehenderen van twee delinquenten geëxcuseerd en tevens afstand heeft gedaan van zijn schuttersambt en de suppliant dus ontzet heeft van een behoorlijke assistentie, dan welk de raad van de stad Helmond niet ongenegen scheen om een andere bekwame en tevens gereformeerde schutter en nachtroeper aan te stellen, mitsgaders [vermits de tegenwoordige onveiligheid in de Meierij en de veelvuldige vagebonden en landlopers] de suppliant mede te autoriseren tot het aanstellen van een dienaar van de justitie en op een dusdanig traktement als de Ed: Mo: zullen goedvinden en op gelijke wijze als haar Ed: Mo: aan de resp. kwartierschouten van de Meierij van ’s-Hertogenbosch via de resoluties van 12 juli 1680 , 10 maart 1684, 10 februari 1687 en 21 december 1706 en tevens de resolutie van de Ho: Mo: van 16 mei 1720 tot assistentie van het weren van vagebonden en landlopers hebben gepermitteerd om te mogen aanstellen twee of naar exigentie der zaken meer dienaars zijnde van de ware gereformeerde religie; toch wordt het verzoek van de drossaard van de hand gewezen

124 Bericht van ontvanger Essenius op een rekest van de regenten van Berlicum Middelrode en Kaathoven die verzoeken geautoriseerd te mogen worden gedurende de huidige troebelen te Berlicum een koopbrouwerij te laten oprichten en daarin koopbieren te brouwen onder zodanige voorzorgsmaatregelen als op 10 augustus 1716 ten opzichte van koopbrouwerijen buiten de distantie van 1 ½ uur gaans van besloten steden gelegen, zijn gearresteerd; het verzoek wordt van de hand gewezen

123 Missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant op een rekest van Reinhard Burchard Rutger Grave van Rechteren, hoog- en laagschout van stad en meierij van ’s-Hertogenbosch ‘te kennen gevende dat hij suppliant R.O. binnen de stad en vrijheid Osch in ’t quartier van Maasland, heeft gedaan apprehenderen zekeren Jonas Zacharias Pos alias Seuk, geboortig van Amsterdam, zijnde van de bende der alomme vagabonderende hoogduijtsche smousen, dat denselven ter saake van begaande delicten reeds voor eenige jaaren tot verscheide reizen gevangen en gestraft is geweest, dat hij ook niet alleen zeer suspect was aen enorme delicten geperpetreert te hebben, maar bovendien door andere geconfineerde en geëxecuteerde smousen van zijn bende was betigt aen verscheide huisbraken en andere dieverijen handdadig te zijn, dat denselve op de stucken en informatien aan schepenen van sBosch overgegeven ter scherper examen staande te werden gebragt [seekerlik uit vreeze van geconvinceert te werden en om zijn welverdiende straffe te ontgaan] tot die Godvergetentheid is overgegaan zijn geweldige handen aan zig zelven te slaan en sig te verhangen, welke doode lighaam door scheepenen is gecondemneerd op op een kar na buijten gevoert en aldaar onder off bij de galg begraaven te worden, uitwijsens de sententie aan de requeste geannexeert, dat hoe seer denselven Jonas Zacharias Pos alias Seuk juist ingevolge het placaat van 1 april 1738 niet met de dood is gestraft, egter niet anders kan geoordeelt worden als in de termen van voors. placaat te zijn, in gevolge de 16 en 17e articulen van ’t voors. placaat, versoekende dat haar Edele Mogende den Raad en Rentmeester Generaal der domeinen van Brabant gelieven te authoriseeren, aan hem suppliant te betaalen de somme van hondert Gls. voor de præmie van de gedaanse apprehensie en gelijke hondert gulden voor de helft van de executiekosten; nog ontfangen een Missive van denselve, geschreeven te ‘sBosch den 12e deeser,