Archieven

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Inleiding

Historische inleiding

Geschiedenis van het archief en verantwoording van de inventarisatie

Openbaarheid

197 beschreven archiefstukken

54 gedigitaliseerd

totaal 182 bestanden

Delen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Inventaris

Eigendom van het Graafse veer

Pachtcedulen en taxaties

Kwitanties

Rekesten, appointementen, berichten, resoluties, kwitanties, memories vnl. over het veerhoofd, gelegen aan de zijde van de stad

Rekesten, appointementen, berichten, resoluties, memories, certificaties over het Veerhoofd en de Vlotbrug gelegen aan de overzijde van de stad

Contracten, Vidimi, Volmachten, Memories, Kaarten figuratief, Akten van Non-Prejuditie, Resoluties over de Veerstraat onder Neerasselt.

Vonnissen, Processtukken, Certificaties, Kwitanties, Memories over de Limieten en het uitsluitend recht.

7083 Graafs Veer, 1381-1940

Inventaris

Delen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal

Stel een vraag of plaats een opmerking op de tijdlijn

Reageren

Stuur een reactie naar Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC)

Vonnissen, Processtukken, Certificaties, Kwitanties, Memories over de Limieten en het uitsluitend recht.

8 gedigitaliseerd

totaal 29 bestanden

138 Schepenen van de stad Grave, rechtdoende inzake Dierick en Seel de Veer c.s. op en tegen Thonis Vissers, verweerder, wijzen, dat verweerder zich voortaan zal onthouden van zonder voorkennis van de aanlegger als veerman, binnen de limieten van het veer en zover als hetzelve strekkende is, enige personen op goederen over te zetten; echter zal het naar oude gewoonte verweerder en een ieder geoorloofd zijn, om zonder vergunning van de veerman met schuiten en kleine scheepjes have en goederen over te voeren, hem zelf toebehorend.
Perkament, extract auth. uit het signaat van de procedures binnen de stad Grave, d.d. 2 november 1608 door G. Severijns.
Tevens kopie auth. door Jacobus de Meyer, not. publ., ingediend op 10 februari 1653 in het proces Herman Aertssen contra Herman Martijn en later, blijkens aantekening in dorso, sub litta J gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Tevens kopie auth. uit de 17de eeuw door Geisweidt.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 1 ro, 1596 mrt 7 i

139 Voor Willem Wouters en Jacob Casembroot, schout en schepenen (sic) van de stad Grave, getuigen Joost Geurts, Jan Martijn, Herman Martijn en Jan Otten, allen van Keent, ter instantie en op gerechtelijk verzoek van Simon de Langh, dat de ouders van Jan en Herman Martijn reeds met een schip gewoon waren van daar op de stad Grave te varen en boeren en burgers over te zetten, zonder hierin door de veerman van de stad Grave belet te zijn; dat genoemde ouders van Grave naar Neerasselt hen niet mochten overzetten, die door de veerman op de heenweg waren overgezet, tenzij hem het veergeld overdragende; dat het afvaren van hun schuit te Grave openlijk werd rondgebeld en dat dit aldus nog in de tijd van het (twaalfjarig) bestand geschiedde; dat zij inlaadden bij het huis van Herman van den Broeck, wonende op 't Nederasselt, waar eenieder zich kon inschepen.
Papier, met handtekening van de secretaris A. Scheers.
Deze gerechtelijke konde is op febr. 1653 ingediend in het proces Herman Aertssen contra Herman Martijn en later, blijkens aantekening in dorso, sub. ltta L gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 27 ro., 1648 dec 5 i

140 Schepenen van de stad Grave, gezien rekest van de erfgenamen Derick de Veer en Luijtgen Roovers, echtelieden, d.d. 1 december 1648, waarbij gevoegd kopie auth. van het schepenvonnis d.d. 7 maart 1596; gezien het daarop staand relaas van de gerechtsbode, houdende, dat Simon de Langh heeft opgeworpen, dat Herman Aerts hem behoort te dagen voor de bevoegde rechter, als zijnde de Langh in militaire dienst; gezien rekest van Simon de Langh d.d. 26 januari 1649, waarbij hij allegeert, dat Johan Hermans, voorzoon van zijn huisvrouw en wonende te Keent in het ambt van tussen Maas en Waal, het beroep uitoefent van marktschipper van Keent op de stad Grave; dat suppliant hem hierin behulpzaam is en van dit van ouds uitgeoefend bedrijf continuatie verzoekt; gezien rescriptie van Herman Aerts, repliek van Simon de Langh en dupliek van Herman Aerts met alle bijgaande kondschappen en certificaties, rechtdoende, confirmeren het schepenvonnis van 7 maart 1596.
Perkament, kopie auth. d.d. 27 juli 1649 door Jacobus de Meyer, not. publ.
Tevens kopie auth. door Jacobus de Meyer, not. publ. ingediend op 10 februari 1653 in het proces Herman Aertssen contra Herman Martijn en later; blijkens aantekeningen in dorso, sub. ltta K gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Tevens eenvoudige kopie uit de 17de eeuw.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk .reg. getit.: Conventies etc. fol. 3 ro, 1649 jul 13 i

141 Voor A. de Leyhaerts, scholtis, Willem Lamberts en Jacob Cornelissen, schepenen, en Peter van der Wiel, landschrijver van Velp, getuigen Herman Roeffen en Thonis Snijder ter instantie en gerechtelijk verzoek van de erfgenamen van Lelijken Claessen Clomp, dat zij weten waar ter plaatse onder Velp en in het land van Ravenstein de kamp van Lelijken Classen Clomp gelegen is; dat zij nooit gezien hebben; dat hier schepen aanlegden en hier ook geen ander pad dan een "lijntpad"aanwezig is.
Papier, kopie auth. door A. Scheers, secretaris van de stad Grave d.d. 15 februari 1651, ingediend op 15 februari 1653 in het proces Herman Aertssen contra Herman Martijn en later blijkens aantekening in dorso, sub ltta G gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk. reg. getit.: Conventies etc. fol. 31 ro, 1649 okt 13 i

142 Voor het gerecht van de stad Grave vraagt Herman Aertssen, veerman, aanlegger, op en tegen Herman Martijn, zich kwalificerend marktschipper van Keent, gearresteerde er verweerder, en Joost Becker, diens borg, van waarde verklaring van het beslag, dat hij op 24 september j.l. heeft doen leggen op de schuit van de verweerder, daar deze binnen de limieten van het Graafse veer en in prejuditie van de gerechtigheid daarvan onder Neerasselt personen en goederen heeft ingenomen om naar Grave over te zetten.
Papier, ongetekend.
Blijkens aantekening in dorso is dit rekest later sub ltta A gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 5 ro, 1650 sep 29

143 Herman Aertssen, burger en voorman van de stad Grave, verzoekt aan ambtman, scholtis, burgemeesters, schepenen en raad van genoemde stad aanhouding en vastlegging van de schuiten van Jan Hermanss. van den Broeck en Herman Martijn, naburen te Neerasselt en Keent, welke voortgaan met allerhande personen en goederen aan de overzijde van de rivier de Maas in te laden en over te zetten binnen de limieten van het Graafse veer en dit terwijl hij hen hieromtrent in rechten heeft betrokken.
In margine wordt gevonden appointement van genoemde magistraat d.d. 11 oktober 1650, gelastende dit rekest te stellen in handen van Herman Martijn om bericht.
Handtekening van A. Scheers, secretaris van de stad.
Papier.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 9 ro, Voor 1650, okt 11

144 Voor Johan Peterss., stadhouder, en Thoma Laurenssen en Roeloff van Gelder, schepenen van de heerlijkheid Balgooi, getuigen Hubert Hubertss. en Joost Geurts. ten gerechtelijke verzoeke van Herman Martin, dat Martin Godingh en Thonisken Laurens, echtelieden en ouders van requirant, in hun tijd gewoon waren met hun schuit van Keent langs de dijk tot bij Herman van den Broeck onder Neerasselt te varen, daar in te laden en van daar naar de stad Grave over te steken; dat sommige inwoners van Keent de schuit tot aan Neerasselt nareden en hier scheepgingen om zich naar Grave te laten overzetten; dat dit aldus tot op het einde van het (twaalfjarig) bestand geduurd heeft, doch toen door de oorlog is belet.
Papier met 3 opgedrukte zegels in rode was met papieren ruit, dat van Johan Peterss. verloren, dat van de beide overigen onbeschadigd, en met handtekening van de secretaris Jacob Pels.
Deze konde is op februari 1653 ingediend in het proces Herman Aertssen contra Herman Martijn en later blijkens aantekening in dorso, sub ltta. M gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk. reg. getit.: Conventies etc. fol. 25 ro, 1650 okt 14 i

145 Voor het gerecht van de stad Grave sustineert Herman Martijn, van Keent, gearresteerde en verweerder, op en tegen Herman Aertssen, veerman en burger van de stad Grave, arrestant, aanlegger, dat aanlegger, vóór het proces voortgang hebbe, zal moeten bewijzen de limieten van het Graafse veer.
Papier, ongetekend.
Blijkens aantekening in dorso, is dit verzoek en sustenue later sub ltta B gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 13 ro, 1650 okt 21

146 Voor het gerecht van de stad Grave rescribeert en debateert Herman Aertssen, veerman en burger van de stad Grave, arrestant, aanlegger, op en tegen Herman Martijn, van Keent, gearresteerde en verweerder, dat verweerder van Neerasselt naar Grave overzettende, daardoor de limeiten van het veer geschonden heeft en deze dus niet meer behoeven bewezen te worden; dat overigens volgens de costuimen ban dit gerecht geen arrestant gehouden is om zijn bewijs over te geven voor de dag van konde; dat dus gearresteerde bij interlocutoir vonnis behoort gedwongen te worden om ten principale te antwoorden en voort te procederen.
Papier, ongetekend.
Blijkens aantekening in dorso, is deze rescriptie en debat later sub ltta C gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk. reg. getit.: Conventies etc. fol. 15 ro, 1650 nov 21

147 Voor het gerecht van de stad Grave verzoekt Herman Martijn, gearresteerde en verweerder, op en tegen Herman Aerts., veerman, arrestant, aanlegger, nader, dat hij de arrestant heeft verzocht om nader bepaling van de limieten van het Graafse veer, doch dat dit verzoek door het gerecht is afgeslagen en hem gelast voort te procederen; dat dit hem echter niet mogelijk is vóór de brieven van deze gerechtigheid te kennen; dat dus de arrestant word gelast hem kopie auth. van deze brieven over te leveren.
Papier, ongetekend.
Blijkens aantekening in dorso, is dit nader onderzoek later sub ltta D gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk. reg. getit.: Conventies etc. fol. 19 ro, 1651 feb 22

148 Voor ambtman, scholtis, burgemeesters en schepenen van de stad Grave verzoekt Herman Aertsen, veerman, handhaving van zijn gerechtigheid van veer en aanhouding en vastlegging van de schuiten van die ingezetenen van Keent, Balgooi en Neerasselt, die dagelijk onder pretext van marktschuiten nieuwe veren oprichten en in het bijzonder van Jan Hermans en van Derck Claesen, welke dwars overzetten van uit Neerasselt "in de with", terwijl requestrant aanbiedt om evenals zijn voorgangers twee maal per week op het benedenste van Neerasselt aan te varen tot het overbrengen van goederen; tot staving van zijn verzoek ligt requestrant over kopiën authentiek van het schepenvonnis d.d. 7 maart 1596 en van de confirmatie daarvan d.d. 13 juli 1649.
Papier, ongetekend.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk. reg. getit.: Conventies etc. fol. 21 ro, 1652 jan 30

149 Voor het gerecht van de stad Grave antwoordt Herman Martijn, van Keent, gearresteerde en verweerder, op en tegen Herman Aerts, burger van de stad Grave, arrestant, aanlegger, dat hij met goed recht, als marktschipper van Keent, langs de dijk, ook van Neerasselt, naar Grave vaart en omgekeerd, en personen en goederen inneemt; dat zijn ouders dit eveneens reeds voor lange jaren gedaan hebben en de uitoefening hiervan later alleen door de oorlog is belet geworden; dat hij dus in het langdurige en vreedzame bezit van dit recht is en daarin zal moeten gehandhaafd worden, tenzij de aanlegger alsnog de bewijzen van zijn gerechtigheid vóór brenge.
Papier, ongetekend.
Blijkens aantekening in dorso, is dit antwoord later sub ltta E gevoegd bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk. reg. getit.: Conventies etc. fol. 53 ro, 1652 nov 4

150 Voor Jacob Casembroot en Christoffel van Calsbeeck, schepenen van de stad Grave, getuigen Jan Martens, Gerart van Helt, Lenart Daemen, Lambert Heijmans en Roeloff van Galder, ter requisitie van Herman Aertssen, veerman van de stad Grave, en consorten, dat zij gezien hebben, dat Herman Martijn dikwijls recht tegenover en op het veer omtrent "den Apriel- of Veerebrugge" in zijn schuit volk heeft ingenomen en overgezet; eveneens beneden het veer aan de "L.Vr. Campe"; dat een van hen, getuigen, en ook naburen van Neerasselt door hem zijn overgezet; dat naburen van Neerasselt minder voor het Graafsche veer betalen.
Papier met 2 opgedrukte zegels in groene was en met papieren ruit; dat van Jacob Casembroot verloren, dat van Christoffel van Calsbeeck ongeschonden, en getekend door de secretaris A. Scheers.
Tevens kopie auth. door de secretaris A. Scheers voornoemd, welke later blijkens aantekening in dorso, sub ltta F gevoegd is bij de bijlagen van nummer 151.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 33 ro, 1652 dec 21 i

151 Voor het gerecht van de stad Grave concludeert H. Aertssen, veerman en burger van Grave, arrestant en aanlegger, op en tegen H. Martijn, gearresteerde en verweerder, en J. Hendricksen de Backer, diens borg, dat hij, aanlegger, uitsluitend gerechtigd is tot het veer en het houden van de marktschuit van Grave op Neerasselt; dat het derhalve aan niemand geoorloofd is buiten zijn voorkennis binnen de limieten van het veer enige personen of goederen over te zetten of op andere wijze inbreuk op zijn gerechtigheid te plegen; dat echter verweerder, verschillende personen en goederen onder Neerasselt heeft ingenomen en overgezet, en hem, aanlegger, daardoor voor 300 rijksdaalders heeft benadeeld; dat verweerder betwist diens bevoegdheid om van Neerasselt op Grave en omgekeerd te laden en te varen ; dat bovendien de gerechtigheid van het Graafse veer zich uitstrekt tot de benedenste grenzen van Neerasselt en zover als dit dorp zich langs de Maas uitstrekt; dat ten overvloede blijkt, dat de limieten van genoemd veer zich uitstrekken van de benedenste grenzen van Neerasselt tot de bovenste van Overasselt; dat aanlegger derhalve verzoekt van waarde verklaring van het gelegde beslag, toekenning van vergoeding voor de geleden schade en het stellen van cautie door de verweerder, als waarborg tegen verdere inbreuk.
Papier, onget. Bij deze salvaties en reproches behoren de bijlagen: A (142), B (145), C (146), D (147), E (149), F(150), G (141), H (129), J (138), K (140), L (139) en M (144).
Deze salvaties en reproches zijn, blijkens aantekening in dorso, met hun bijlagen weder sub litta N. gevoegd bij de bijlagen van
, 1653 okt 13

152 Voor het gerecht van de stad Grave concludeert Herman Martijn, gearresteerde en verweerder, op en tegen Herman Arts, burger van genoemde stad, arrestant, aanlegger, dat hij verweerder, niet ontkent, dat aanlegger en consorten het veer van de stad Grave over de Maas naar Neerasselt in eigendom bezitten,maar dat hij de limieten van genoemd veer niet zover mag uitbreiden, dat het dorp Neerasselt en alle plaatsen, daar onder begrepen, daaronder zou begrepen zijn, tenzij het gegeven privilege dit uitdrukkelijk mocht inhouden of landurig vreedzaam bezit van zulk een recht mocht hebben geschapen; dat derhalve door dit langdurig vreedzaam bezit van de verweerder het overigens exclusief recht van aanlegger verminderd is; dat verweerder derhalve verzoekt het arrest af te doen en de aanleegger van zijne eisen te ontzeggen met veroordeling in de kosten.
Papier ongetekend.
Simpele kopie is ingeschreven in het perk. reg. getiteld: Conventiën etc., fol. 55 ro, 1653 nov 24

153 Schepen van de stad Grave, rechtdoende inzake Herman Aarts, arrestant, op en tegen Jan Hermans. van den Broeck, gearresteerde, wijzen, dat gearresteerde zich in het vervolg zal onthouden van met zijn schip onder de jurisdictie van de stad Grave over te zetten, te lossen of te laden enige goederen of personen in prejuditie van de gerechtigheid van de arrestant als veer.
Perkament, extract auth. uit het signaat van de proceduren van de stad Grave door de secretaris W. de Greve.
Tevens simpele kopie door de secretaris van Heerewaarden J.H. Kelderman.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 63 ro, 1654 okt 7 i

154 Voor het gerecht van de stad antwoorden Jan Hermens van den Broeck, inwoner van Neerasselt, gearresteerde, met wie gevoegd stadhouder, schepenen én naburen van de vrijheid Balgooi; op en tegen Hermen Aerts, veerman en burger van voornoemde stad, arrestant, aanlegger, dat zij het bezit van de gerechtigheid van het veer door arrestant erkenne; dat zij echter de toepasselijkheid van het schepenvonnis d.d. 7 oktober 1654 op deze zaak ontkennen; dat toch gearresteerde niets heeft gedaan dan als marktschipper van Balgooi tussen deze plaats en Grave goederen te vervoeren; dat bovendien arrestant nagelaten heeft binnen 14 dagen na de uitspraak van bovengenoemd vonnis zijn declaratie van kosten etc. in te dienen en thans na 14 jaar nog in gebreke is; dat dus aanlegger in zijn eis niet ontvankelijk behoord verklaard te worden.
Papier, ongetekend; het laatste blad ontbreekt.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 65 ro, na 1668, okt

155 Scholtis, burgemeesters en schepen van de stad Grave getuigen ter requisitie van de weduwe en kinderen Hermen Aarts, dat het kennelijk is, dat het veer om lieden, wagens, paarden en allerhande goederen over de rivier de Maas te varen en alle recht, daartoe behorende, behoort aan requiranten en aan hun voorzaten heeft toebehoord als eigen, particulier en patrimoniaal goed, gelijk hen is gebleken uit de bezegelde brieven, daarvan zijnde; dat requiranten in het vredig bezit zijn van genoemde gerechtigheid; dat de prins van Oranje, als Heer van de stad, noch ook de Staten Generaal ooit enige aktie op dit veer gepretendeerd hebben; zelfs niet in tijd van oorlog en dat, toen er een brug over de rivier de Maas is geslagen geweest, de veerlieden op deze brug passagegeld hebben geheven, even alsof zij de passanten hadden overgevaren.
Perkament, kopie auth. door D. Ragay d.d. 8 september 1736.
Blijkens aantekening in dorso, heeft A.J. van der Marck, notaris te Grave, hiervan kopie auth. genomen d.d. 30 december 1840.
Eenvoudige kopie is ingeschreven in het perk.reg. getit.: Conventies etc. fol. 69 ro, 1672 nov 7 i

156 De weduwe Herman Arts en Sophia de Goy, weduwe Andre Clompt, verzoeken aan de "conseiler du roy en tous ses conseils, intendant de justice, police et finances dans toutes les places conquises sur les Hollandois, Robert om handhaving in het recht van veer over de Maas vóór de stad Grave.
Daaronder wordt gevonden appointement van genoemde Robert, houdende, dat requestranten in haar recht zullen gehandhaafd worden.
Papier, met handtekening van Robert.
Tevens eenvoudige kopie door de secretaris van Heerewaarden, Kelderman., 1674 april 9

157 Peter van Rijmsdijck, medeeigenaar van het veer te Grave, geeft te kennen aan raden en rekenmeesters van zijn hoogheid de prins van Oranje dat hij, na op 11 december door Cornelis van Coevenhoeven, commies van de rentmeesters voornoemd, schriftelijk geinsinueerd te zijn tot overlegging van de titels van genoemd veer, hieraan slechts voldoet uit eerbied en kopie van de eigendomstitels van het jaar 1434 tot het jaar 1603 overlegt, hoewel hiertoe niet gehouden.
Concept.
Hieronder wordt gevonden insinuatie van genoemde Cornelis van Koevenhoven aan Pieter van Rijmsdijck en consorten, bezitters van het veer te Grave d.d. 11 december 1681 tot overlevering van authentieke kopieën van de bescheiden en bewijzen van de gerechtigheid van het genoemde veer, als blijkende uit de oude rekeningen, dat genoemd veer door geinsinueerden slechts wordt bezeten ter bede.
Eenvoudige kopie.
Papier., 1682 jan 14

158 Libertus Loeff, procureur te Grave, erkent uit handen van de erfgenamen van Herman Aerts en Marja Veeren, echtelieden, gezamenlijke eigenaars van het veer te Grave, ontvangen te hebben de som van 17 guldens en 4 stuivers, zijnde betaling voor verschillende bemoeiingen en rekesten inzake de bevestiging van een vonnis van de Krijgsraad binnen de stad Grave d.d. 17 juli 1603 en inzake de uitsluitende gerechtigheid van het Graafse veer, welke betwist was door de raden en rekenmeesters van de prins van Oranje, alles gedurende de dagen 8 tot en met 14 januari daaraan voorafgaande.
Papier met handtekening van Libertus Loeff., 1682 jan 16

159 D. Ragay, secretaris van de stad Grave, erkent uit handen van de heer van Oyen ontvangen te hebben de som van 2 guldens 10 stuivers en 8 duiten, zijnde betaling voor het vervaardigen van een kopie authentiek van de certificaten van magistraat van de stad, aangaande de gerechtigheid van het veer, d.d. 1672, november 7.
Papier met handtekening., 1736 sep 8

Open brief over de houten Maasbrug te Grave, Reglement van het Veer te Oyen en reglement over de gerechtigheid van het Graafse Veer.

Resoluties, Rekesten, Berichten, Certificaties, Mandaten, Specificaties over het overzetten van militairen door de eigenaars van de Gerechtigheid van het Graafse Veer

Inventarissen over de gerechtigheid van het Graafse Veer

Beheer van het veer en de veerrechten door de familie Van Haren, laatste eigenaren van het veerpont van Grave

197 beschreven archiefstukken

54 gedigitaliseerd

totaal 182 bestanden

Delen

Duurzaam webadres

Mijn Studiezaal