Notaris Rutgerus de Arkel de Buscoducis oorkondt aan deken Petrus en het kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch dat Johannes Pels, zijn echtgenote Margareta, en Willelmus Hals, clericus, een kapelanie gesticht hebben in de Sint-Jan in het koor van de Heilige Maria op het altaar van de Heilige Barbara als derde fundatie van dat altaar en het begiftigen met een roggepacht uit een hoeve in Sint-Oedenrode aan Gheen Schoere, land in Oss in Metgoebels Camp, een erfpacht die wijlen Henricus Lemmens, oom van genoemde Willemus, aan deken en kapittel had vermaakt ten behoeve van een mis, een erfcijns uit een halve hofstad in de Gorterstrate in 's-Hertogenbosch, een erfcijns uit land in Oss en een erfcijns uit goederen in Rumel in Sint-Michielsgestel. Willelmus Hals wenst de eerste rector ervan te zijn, met als last een wekelijkse mis. Zijn opvolgers moeten drie wekelijkse missen opdragen, op straffe van een boete aan de kerkfabriek van Sint-Jan en aan de broederschap van de Heilige Barbara. Dit alles onder de bescherming van deken en kapittel, die na de dood van de eerste rector het collatierecht krijgen, met wie een betaling wordt afgesproken over de voor de mis benodigde wijn en een regeling wordt getroffen voor de opleiding van Willelmus tot priester. Heer Philippus de Boningen, gebeneficieerd priester in de Sint-Jan, stelt Willelmus in het bezit van deze kapelanie. Gedaan voor het altaar van de Heilige Barbara.
Notaris Rutgerus de Arkel de Buscoducis oorkondt aan deken Petrus en het kapittel van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch dat Johannes Pels, zijn echtgenote Margareta, en Willelmus Hals, clericus, een kapelanie gesticht hebben in de Sint-Jan in het koor van de Heilige Maria op het altaar van de Heilige Barbara als derde fundatie van dat altaar en het begiftigen met een roggepacht uit een hoeve in Sint-Oedenrode aan Gheen Schoere, land in Oss in Metgoebels Camp, een erfpacht die wijlen Henricus Lemmens, oom van genoemde Willemus, aan deken en kapittel had vermaakt ten behoeve van een mis, een erfcijns uit een halve hofstad in de Gorterstrate in 's-Hertogenbosch, een erfcijns uit land in Oss en een erfcijns uit goederen in Rumel in Sint-Michielsgestel. Willelmus Hals wenst de eerste rector ervan te zijn, met als last een wekelijkse mis. Zijn opvolgers moeten drie wekelijkse missen opdragen, op straffe van een boete aan de kerkfabriek van Sint-Jan en aan de broederschap van de Heilige Barbara. Dit alles onder de bescherming van deken en kapittel, die na de dood van de eerste rector het collatierecht krijgen, met wie een betaling wordt afgesproken over de voor de mis benodigde wijn en een regeling wordt getroffen voor de opleiding van Willelmus tot priester. Heer Philippus de Boningen, gebeneficieerd priester in de Sint-Jan, stelt Willelmus in het bezit van deze kapelanie. Gedaan voor het altaar van de Heilige Barbara.