Reynaldus de Filiis Ursi, kardinaal-diaken van S. Adrianus en aartsdiaken van Campinia (Kempenland), oorkondt, dat op verzoek van deken en kapittelvan S. Katrina van Hoesden aangaande de heffing van de grote en kleine tiende van Outhoesden, die hebben toebehoord aan wijlen vrouwe Mechteldis, weduwe van Herberius van Riede, ridder, maar beweerdelijk toegeeigend door Zophia, weduwe van Ghiselbertus "Essen" (bedoeld: Ghibessen; zie akte van 19 juni 1362) en haar kinderen, dat oorkonder thans beveelt, dat Zophia en de haren deze tiende laten aan de deken en het kapittel, op straffe van excommunicatie en een geldboete van 200
goudgulden.
Reynaldus de Filiis Ursi, kardinaal-diaken van S. Adrianus en aartsdiaken van Campinia (Kempenland), oorkondt, dat op verzoek van deken en kapittelvan S. Katrina van Hoesden aangaande de heffing van de grote en kleine tiende van Outhoesden, die hebben toebehoord aan wijlen vrouwe Mechteldis, weduwe van Herberius van Riede, ridder, maar beweerdelijk toegeeigend door Zophia, weduwe van Ghiselbertus "Essen" (bedoeld: Ghibessen; zie akte van 19 juni 1362) en haar kinderen, dat oorkonder thans beveelt, dat Zophia en de haren deze tiende laten aan de deken en het kapittel, op straffe van excommunicatie en een geldboete van 200
goudgulden.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.206, ten eerste.