In opido de Woudrichem, in domo habitationis testatricis.
Notaris Paulus van Dynther, clericus en voorheen matricularius van Leodium, instrumenteert, dat vrouwe Berta, dochter van Belia en weduwe van Waltherus van Cloetwijc, haar testament heeft gemaakt, waarbij zij vermaakt: aan haar zoon Conrardus, kanunnik van Berna, 100 pond, 1 stuk land de Hoghe Merghen in Almekerke en een cijns van 30 schelling uit (haar?) hofstede in Woudrichem over de brug, nader gesitueerd, pas na haar dood te innen, maar na de dood van Conrardus blijvend voor het convent van Berna voor een jaargetijde voor haar en haar ouders; nadergenoemde legaten aan haar eigen kerk (te Woudrichem o.i.: "ad suam fabricam"), aan de kerk van Almekerke, aan haar zoon Johannes, nl. haar huis en erf op Utenhoven, en aan haar dochters Salome en Delya; tot executeurs aanstellend genoemde heer Coenrardus, of bij diens overlijden heer Arnoldus de Gurgite (Van der Kolk), proost van Bhetbur; met als getuigen heer Heynricus Paepken, investiet van Hedechusen,en Heynricus van Kalkaren uit Ghorinchem en Zeverinus Reyneruszn, beide leken.
In opido de Woudrichem, in domo habitationis testatricis.
Notaris Paulus van Dynther, clericus en voorheen matricularius van Leodium, instrumenteert, dat vrouwe Berta, dochter van Belia en weduwe van Waltherus van Cloetwijc, haar testament heeft gemaakt, waarbij zij vermaakt: aan haar zoon Conrardus, kanunnik van Berna, 100 pond, 1 stuk land de Hoghe Merghen in Almekerke en een cijns van 30 schelling uit (haar?) hofstede in Woudrichem over de brug, nader gesitueerd, pas na haar dood te innen, maar na de dood van Conrardus blijvend voor het convent van Berna voor een jaargetijde voor haar en haar ouders; nadergenoemde legaten aan haar eigen kerk (te Woudrichem o.i.: "ad suam fabricam"), aan de kerk van Almekerke, aan haar zoon Johannes, nl. haar huis en erf op Utenhoven, en aan haar dochters Salome en Delya; tot executeurs aanstellend genoemde heer Coenrardus, of bij diens overlijden heer Arnoldus de Gurgite (Van der Kolk), proost van Bhetbur; met als getuigen heer Heynricus Paepken, investiet van Hedechusen,en Heynricus van Kalkaren uit Ghorinchem en Zeverinus Reyneruszn, beide leken.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.234.