Op Sente-Lambrechts-die-biscoppe-avont.
Jan van Berlar, heer van Helmont en van Keerberghen, oorkondt, dat hij aan de geburen van Dinther - en, nader gespecificeerd, aan hen, die op de Loesshovel en in Loessbroeck over de Steghe wonen, aan de geërfden in de parochie van Dinther en aan de bewoners van zijn 5 landgoederen, te weten Ten Boogarde, Ter Borch, Ten Reytsel, Ten Berghelen en Tot Bueghe, alsook van zijn molen op Kylsdonck en van het goed van Didderic Wryter op de Hamffort - al zijn gemene gronden uitgeeft, voorzover hij deze half om half deelt met de heer van Heeswijc, tegen een cijns van 30 koningsgroot met behoud echter van de heerlijkheden, de visserij en het gebied, dat door zijn ouders en voorvaderen is uitgegeven en nu omheind en omwaterd is (bedoeld ook Bernheze?); dit met nadere bepalingen; mede confirmeert Jan (= Johanna), hertogin van Brabant, als "overheer" van dit leen deze uitgifte met alle vorige en nu volgende bepalingen; zij keurt goed, dat de geburen de boeten op overtreding van de keuren ten eigen behoeve aanwenden en aldus verdelen: 1/3 voor de kerk, 1/3 voor de heer en 1/3 voor de geburen; voorts bepaalt zij het schutgeld en machtigt de richter ingeval van misdaad, geweld of rebellie.
Op Sente-Lambrechts-die-biscoppe-avont.
Jan van Berlar, heer van Helmont en van Keerberghen, oorkondt, dat hij aan de geburen van Dinther - en, nader gespecificeerd, aan hen, die op de Loesshovel en in Loessbroeck over de Steghe wonen, aan de geërfden in de parochie van Dinther en aan de bewoners van zijn 5 landgoederen, te weten Ten Boogarde, Ter Borch, Ten Reytsel, Ten Berghelen en Tot Bueghe, alsook van zijn molen op Kylsdonck en van het goed van Didderic Wryter op de Hamffort - al zijn gemene gronden uitgeeft, voorzover hij deze half om half deelt met de heer van Heeswijc, tegen een cijns van 30 koningsgroot met behoud echter van de heerlijkheden, de visserij en het gebied, dat door zijn ouders en voorvaderen is uitgegeven en nu omheind en omwaterd is (bedoeld ook Bernheze?); dit met nadere bepalingen; mede confirmeert Jan (= Johanna), hertogin van Brabant, als "overheer" van dit leen deze uitgifte met alle vorige en nu volgende bepalingen; zij keurt goed, dat de geburen de boeten op overtreding van de keuren ten eigen behoeve aanwenden en aldus verdelen: 1/3 voor de kerk, 1/3 voor de heer en 1/3 voor de geburen; voorts bepaalt zij het schutgeld en machtigt de richter ingeval van misdaad, geweld of rebellie.
b. Afschrift in G. van den Elsen, Ms. Heeswijk en Dinther, blz.107, met commentaar op blz.121-126.
c. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.253.
[d. Getypte tekst in Map Afschriften.]
[e. Eenv. afschrift op papier, 16e eeuw, IX Dinther 1.]
Nota. Deze "Tweede kaart van Dinther" (cnf. de eerste van 1352, reg. nr.256) heeft zo'n lange en rijke tekst, dat dit regest de inhoud maar gedeeltelijk weergeeft.