Leodii.
De officiaal van Leodium oorkondt, dat onlangs Radulphus van Dynter, wapendrager, voogd en administrator van de armengoederen van Dynter, tegen Johannes de Aggere (van Dijk) de Busdoducis, wapendrager, bij het Hof van Luik een aanklacht heeft ingediend - waarvan de tekst hierbij zonder datum geinsereerd - omdat zekere Walterus Spirinc van Dynter in zijn testament van 10 febr. 1372 voor notaris Godefridus van Hersel aan zijn arme nakomelingen en aan de andere armen van het dorp Dynter geschonken had een cijns van 4 mud rogge, 50 el stof, 60 haringen en 25 paar schoenen, jaarlijks na de dood van de erflater uit te reiken, en omdat deze Johannes de Aggere deze goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend en de 4 mud rogge in de laatste 4 jaren slechts eenmaal heeft uitbetaald; waarom de officiaal thans, na de zaak toevertrouwd te hebben aan meester Gerardus van Scantbroec, advokaat van het Hof van Luik, de uitspraak doet - hierbij letterlijk geciteerd; citaat vanaf: "In nomine Domini, amen" - dat de bedoelde armen weer in het bezit moeten worden gesteld van hun goederen en de uitdeling van rogge, stof, haring en schoeisel moet worden gehouden, met restitutie van de nagelaten uitbetaling van de mudden rogge.
Leodii.
De officiaal van Leodium oorkondt, dat onlangs Radulphus van Dynter, wapendrager, voogd en administrator van de armengoederen van Dynter, tegen Johannes de Aggere (van Dijk) de Busdoducis, wapendrager, bij het Hof van Luik een aanklacht heeft ingediend - waarvan de tekst hierbij zonder datum geinsereerd - omdat zekere Walterus Spirinc van Dynter in zijn testament van 10 febr. 1372 voor notaris Godefridus van Hersel aan zijn arme nakomelingen en aan de andere armen van het dorp Dynter geschonken had een cijns van 4 mud rogge, 50 el stof, 60 haringen en 25 paar schoenen, jaarlijks na de dood van de erflater uit te reiken, en omdat deze Johannes de Aggere deze goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend en de 4 mud rogge in de laatste 4 jaren slechts eenmaal heeft uitbetaald; waarom de officiaal thans, na de zaak toevertrouwd te hebben aan meester Gerardus van Scantbroec, advokaat van het Hof van Luik, de uitspraak doet - hierbij letterlijk geciteerd; citaat vanaf: "In nomine Domini, amen" - dat de bedoelde armen weer in het bezit moeten worden gesteld van hun goederen en de uitdeling van rogge, stof, haring en schoeisel moet worden gehouden, met restitutie van de nagelaten uitbetaling van de mudden rogge.
b. Afschrift voorzover mogelijk in G. van den Elsen, Ms. Heeswijk en Dinther, blz.151-160.