Te Bruessele; 1387, naer costuyme des Hoeffs van Camerijck.
Johanne, hertogin van Brabant, oorkondt, dat heer Willem van der Aa, ridder, die tot dan het dorp van Hezewijck en de helft van Dinther in vrije eigendom heeft bezeten, nu zijn huis en hofstede en de heerlijkheid van Hezewijc en Dinther met zijn leen- en achterleenmannen aan haar in leen heeft opgedragen; dat hem nu ook, ter recompensatie, de andere helft van Dinther in leen is gegeven, zoals deze destijds de heer van Benthem van haar in leen hield; waarbij heer van der Aa haar hulde heeft gebracht en de eed van trouw heeft afgelegd in tegenwoordigheid van haar mannen van leen: Dieric Rover, ridder, Reynier Hollandt, rentmeester van Brabant, Wille Swaeff, haar kamenier, en Gerit van Berckel en Gielis van Baler, knapen.
Te Bruessele; 1387, naer costuyme des Hoeffs van Camerijck.
Johanne, hertogin van Brabant, oorkondt, dat heer Willem van der Aa, ridder, die tot dan het dorp van Hezewijck en de helft van Dinther in vrije eigendom heeft bezeten, nu zijn huis en hofstede en de heerlijkheid van Hezewijc en Dinther met zijn leen- en achterleenmannen aan haar in leen heeft opgedragen; dat hem nu ook, ter recompensatie, de andere helft van Dinther in leen is gegeven, zoals deze destijds de heer van Benthem van haar in leen hield; waarbij heer van der Aa haar hulde heeft gebracht en de eed van trouw heeft afgelegd in tegenwoordigheid van haar mannen van leen: Dieric Rover, ridder, Reynier Hollandt, rentmeester van Brabant, Wille Swaeff, haar kamenier, en Gerit van Berckel en Gielis van Baler, knapen.
b. Afschrift in G. van den Elsen, Ms. Heeswijk en Dinther, blz.98. Zie ook voor deze ingewikkelde en duistere zaak van leen diens commentaar in het resumé op biz.86-87.
c. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.279.