Op Sunte-Petersdach ad Vincula.
Eerst Taetze verklaart, dat hij gedurende 45 jaar vaak heeft horen zeggen, welk gebied met heide, veen en land aan de proosdij van Meersberch behoort, en omschrijft dit gebied, waarbij hij de volgende toponiemen noemt: de Broemisberch, de dijk naar Woudenberch, de gemeint van Mandren (Maarn), de grenspaal Halmich, de berg van Doern.
Op Sunte-Petersdach ad Vincula.
Eerst Taetze verklaart, dat hij gedurende 45 jaar vaak heeft horen zeggen, welk gebied met heide, veen en land aan de proosdij van Meersberch behoort, en omschrijft dit gebied, waarbij hij de volgende toponiemen noemt: de Broemisberch, de dijk naar Woudenberch, de gemeint van Mandren (Maarn), de grenspaal Halmich, de berg van Doern.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.596.
c. Tekst van Hoevenaars in A.A.U. 19(1891), nr.17, blz.161.
Nota 1. Zie de getuigenverklaring van gelijke strekking van 10 sept. 1418 (reg. nr.591).
Nota 2. Volgens E. Demoed, In een lieflijk landschap; wandelingen door de historie van
Maarn, Doorn, enz. (Zaltbommel 1984), blz.154, gaat het hier over de westelijke begrenzing, zoals deze nog nog geldt tussen Maarn en Maarsbergen.