Peter van Hemert, abt van Bern, geeft zijn helft van de (halve koren-)tiende van Outhuesden, Holten en Herpt - de andere helft behoort aan Brien van Weyborch - die hij vroeger verworven had van jonk-vrouwe Elborg, vrouwe van Asperen en Langeraeck, en van Rutger van den Boetzeler, als haar man en voogd, en die zij voordien verworven had van heer Dirck van Palanen, heer van Asperen, van wijlen heer Gwij van Asperen en van haar man Rutger, en die de abt in leen had gegeven aan Ghijsbrecht, heer van Hemert, ridder, thans op verzoek van deze Ghijsbrecht en met instemming van Jan van Hemert, ridder, die ook rechten had op deze helft, in leen aan Ghijsbrecht van Hemert, zoon van Dirck van Brakel (en "neef" van eerstgenoemde Ghijsbrecht);
waarbij op diens verzoek en met toestemming van de abt uit deze helft een lijfrente wordt gegund aan Johanna, de moeder van Ghijsbrecht van Hemert van Brakel; dit met behoud van zijn aandeel in de cijns van 52 schelling en 6 penning uit de hele (halve koren-) tiende voor het klooster Bern, en met de clausule, dat de onderhavige helft is te verheergewaden met een halve aam wijn.
Peter van Hemert, abt van Bern, geeft zijn helft van de (halve koren-)tiende van Outhuesden, Holten en Herpt - de andere helft behoort aan Brien van Weyborch - die hij vroeger verworven had van jonk-vrouwe Elborg, vrouwe van Asperen en Langeraeck, en van Rutger van den Boetzeler, als haar man en voogd, en die zij voordien verworven had van heer Dirck van Palanen, heer van Asperen, van wijlen heer Gwij van Asperen en van haar man Rutger, en die de abt in leen had gegeven aan Ghijsbrecht, heer van Hemert, ridder, thans op verzoek van deze Ghijsbrecht en met instemming van Jan van Hemert, ridder, die ook rechten had op deze helft, in leen aan Ghijsbrecht van Hemert, zoon van Dirck van Brakel (en "neef" van eerstgenoemde Ghijsbrecht);
waarbij op diens verzoek en met toestemming van de abt uit deze helft een lijfrente wordt gegund aan Johanna, de moeder van Ghijsbrecht van Hemert van Brakel; dit met behoud van zijn aandeel in de cijns van 52 schelling en 6 penning uit de hele (halve koren-) tiende voor het klooster Bern, en met de clausule, dat de onderhavige helft is te verheergewaden met een halve aam wijn.
b. Getypte tekst in Map-Afschriften.
Nota. De hier in leen gegeven helft is in feite ¼ van de hele korentiende; de andere halve tiende - "het tweede deel" - houdt het kapittel van Heusden en het klooster van Berne in leen van de abt. Confer: J.C. Kort, Repertorium op de lenen van de Abdij van Berne, in: Met gansen trou 38(1988), blz.100, onder 5B (lees: 5A). We begrijpen de verdeling aldus: