Symon die Hoesch en Martinus van Rode, schepenen in 's-Hertogenbosch, getuigen, dat Johannes zoon van wijlen Gerard van Boerdonck aan Gerardus van Grotel, zoon van Gerard, mede ten behoeve van zijn vrouw Margareta, dochter van wijlen Leonius van Ponsendael, een jaarlijkse erfpacht van twee mud rogge van de maat van Erp heeft verkocht, te betalen op Purificationis beate Marie virginis in Erp, (2 februari), uit een huis, tuin en erffenissen en toebehoorten, deels bouwland, deels moeras, groot twee bunder, gelegen in de parochie van Erp op een plaats genaamd die Laren, tussen het erfgoed van Johannes de Keyenbeke zoon van wijlen Johannes aan de ene zijde, en de gemeint aan de eindere zijde, op voorwaarde, dat na het overlijden van beiden de pacht voor drie vierde deel zal toekomen aan de kerkfabriek van Sint Servatius in Erp voor lichten en het resterende vierde deel aan de tafel van de H. Geest, mits deze meesters zes oude groten zullen uitkeren aan de officiant van deze kerk voor jaargetijden en vigilies, negen missen en een mis van requiem jaarlijks te zingen en te vieren op dinsdag na Sacramentsdag, en voor het inschrijven van hun namen in het zondagse gebedenboek; evenzo dient de koster voor het zingen en luiden een oude groot te ontvangen. Datum: penultima die mensis maii, anno Domini millesimo quadrigentesimo quinto. Latijn; akte op perkament, een zegelstaart en beide zegels verloren. Inv.nr. 1077
Symon die Hoesch en Martinus van Rode, schepenen in 's-Hertogenbosch, getuigen, dat Johannes zoon van wijlen Gerard van Boerdonck aan Gerardus van Grotel, zoon van Gerard, mede ten behoeve van zijn vrouw Margareta, dochter van wijlen Leonius van Ponsendael, een jaarlijkse erfpacht van twee mud rogge van de maat van Erp heeft verkocht, te betalen op Purificationis beate Marie virginis in Erp, (2 februari), uit een huis, tuin en erffenissen en toebehoorten, deels bouwland, deels moeras, groot twee bunder, gelegen in de parochie van Erp op een plaats genaamd die Laren, tussen het erfgoed van Johannes de Keyenbeke zoon van wijlen Johannes aan de ene zijde, en de gemeint aan de eindere zijde, op voorwaarde, dat na het overlijden van beiden de pacht voor drie vierde deel zal toekomen aan de kerkfabriek van Sint Servatius in Erp voor lichten en het resterende vierde deel aan de tafel van de H. Geest, mits deze meesters zes oude groten zullen uitkeren aan de officiant van deze kerk voor jaargetijden en vigilies, negen missen en een mis van requiem jaarlijks te zingen en te vieren op dinsdag na Sacramentsdag, en voor het inschrijven van hun namen in het zondagse gebedenboek; evenzo dient de koster voor het zingen en luiden een oude groot te ontvangen. Datum: penultima die mensis maii, anno Domini millesimo quadrigentesimo quinto. Latijn; akte op perkament, een zegelstaart en beide zegels verloren. Inv.nr. 1077