Godescalcus van Veen, abt van het klooster Berna, het convent en Ricoldus van Stryn, investiet van de parochiekerk of quartacapella van Hezewijc, verzoeken heer (Johannes van Heynsberg), bisschop van Leodium, om zijn toestemming te verlenen aan de herfundatie van (Maria)altaar in deze kerk, voor een wekelijkse dienst van 2 missen, ter waarde van 16 pond cijns, namelijk 5 pond, gelegateerd door wijlen Gerardus Stempel van Buscumducis; 3 pond vanwege Symon Vos, zijn broer Gerardus en Theodericus Petruszn van Hezewijc; 8 pond vanwege abt, convent en investiet voornoemd uit de hoptiende en kleine- of zaadtienden in Hezewijc; dit alles met behoud van het collatierecht voor de abten van Berna betreffende dit altaar.
Godescalcus van Veen, abt van het klooster Berna, het convent en Ricoldus van Stryn, investiet van de parochiekerk of quartacapella van Hezewijc, verzoeken heer (Johannes van Heynsberg), bisschop van Leodium, om zijn toestemming te verlenen aan de herfundatie van (Maria)altaar in deze kerk, voor een wekelijkse dienst van 2 missen, ter waarde van 16 pond cijns, namelijk 5 pond, gelegateerd door wijlen Gerardus Stempel van Buscumducis; 3 pond vanwege Symon Vos, zijn broer Gerardus en Theodericus Petruszn van Hezewijc; 8 pond vanwege abt, convent en investiet voornoemd uit de hoptiende en kleine- of zaadtienden in Hezewijc; dit alles met behoud van het collatierecht voor de abten van Berna betreffende dit altaar.
Placet domino sigillifero Leodiensi, quod altare, erectum et fundatum in honorem beate Marie intustactum, per suffraganeum reverendi in Christo patris et domini episcopi Leodiensis, consecretur et benedicatur. Datum anno a Nativitate Domini 1432, mensis julii die 23. (Zie nota 2.) (Ondertekend door:) Leo de Baest.
b. Eenv. afschrift in: Register der kerkelijke goederen van Heeswijk, anno 1588, f.33, VIII. K., (aanwinst 1989). [f. 33.2]
c. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.388; met uitzondering van de apostille.
Nota 1. In het origineel (a), noch in de afschriften (b, c) is de dag in de datering ingevuld; maar in een 16de-eeuwse notitie op papier "Memoria de Heeswijck et Berlicum" (VIII. K. Map O.L. Vrouwe-altaar) wordt de oprichting en begeving van het altaar gedateerd op 15 juni. Toch moet deze datering met voorbehoud worden aangenomen, aangezien de notulist misschien het indictie-getal 15 voor de dagtekening heeft aangezien.
Nota 2. Ook de datering van de apostille roept vraagtekens op: er staat geschreven: Datum anno a Nativitate Domini millio ccccmo xxxmo/tricesimosecundo, mensis julii die xxtercio. Is bedoeld: 1422?