De naam
Zeer waarschijnlijk is gaat de naam Linden terug op het Germaanse “lindo” ofwel lindeboom. Er zijn meer nederzettingen met de naam Linden, en ook die ontlenen hun naam aan de boomsoort.
Bevolking
De Katwijkse bevolking was heel beperkt van omvang. Niet meer dan een handvol inwoners woont in dit zeer kleine dorp.
Bijzonder in Katwijk en Klein Linden
Zo klein als Klein Linden mocht zijn, het werd wel de plaats waar het Lindense raadhuis kwam. Ook het (hulp)postkantoor van Linden stond in de jaren ‘20 van de vorige eeuw in Klein Linden.
Klein Linden had zijn eigen lagere school. De afstand naar Linden was te groot om te voet af te leggen, zeker in de wintermaanden. Dan was Linden vaak alleen bereikbaar per boot als gevolg van hoog water of overstromingen.
Op 23 november 1875 besloot de Lindense gemeenteraad dat er een raadhuis moest komen. Daarover waren alle partijen het wel eens. Maar over de plaats waar het dan moest komen te staan, was men minder eensgezind. Ieder raadslid, of het nu uit Katwijk kwam, uit Klein-Linden of uit Groot-Linden, iedereen wilde het raadhuis in het eigen dorp hebben. Met een stem meerderheid viel op 13 januari 1876 het besluit om het raadhuis in Klein-Linden te bouwen.
Beerse Overlaat
Bij de Beerse Overlaat mocht de Maas sinds de middeleeuwen in geval van nood overstromen. Bij Beers, tussen Linden en Cuijk en tussen Gassel en Linden waren twee lagere plekken in de oeverwallen. Bij hoog water stroomde het rivierwater over deze oeverwallen.
Al in de zestiende eeuw veroorzaakte het “Berzewater” aanzienlijke schade in de regio. Het Bossche stadsbestuur probeerde samen met de dorpen uit het Maasland, het Land van Megen en het Land van Ravenstein de schade te beperken met een stelsel van dwarsdijken vanaf de Maas landinwaarts. Voorbeelden hiervan zijn de Groenendijk tussen Haren en Deursen en de Erfdijk bij Herpen.Toch zorgde de overlaat steeds voor waterproblemen. Voorbeelden van watersnoodjaren zijn: 1820, 1850, 1861, 1880-1882, 1920-1921, 1936-1931, 1933-1936.
Op 16 juli 1817 verleende de Hoge Raad van Adel aan de jonge gemeente Linden een gemeentewapen met de volgende omschrijving: “Van lazuur [=blauw] beladen met een strik van goud”. Bij de aanvraag van dit wapen is geen nadere argumentatie gegeven, maar waarschijnlijk berust het hele idee van de strik op een (onterechte) associatie van de gemeentenaam Linden met het woord “lint”.
Linden telde als gemeente in het midden van de 19e eeuw bijna 500 inwoners en het inwonertal is heel lang rond die 500 blijven schommelen. Bij de opheffing van de gemeente in 1942 telde Linden bijna 550 inwoners.
Middelen van bestaan
Traditioneel vond de Lindenaar zijn bestaan vooral in de landbouw en dat is in grote trekken nog steeds het geval.
Bijzonder in Linden
Hoewel Linden een kleine gemeente was, huisvestte het dorp gedurende een korte tijd in de 19e eeuw een seminarie. Tussen 1813 en 1829 zijn er niet minder dan 164 studenten opgeleid tot priester. Later werd deze opleiding overgebracht naar het seminarie in Den Bosch.
De gemeente Linden c.a. hield in 1942 op te bestaan. (Groot) Linden werd samengevoegd met de gemeente Beers en Katwijk en Klein Linden kwamen bij Cuijk en St. Agatha.
Brabants Historisch Informatie Centrum