skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Archieven

80 Commissie van Breda, 1799 - 1811 N.B. Stukken van 1421 - 1828

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inleiding
De Commissie van Breda * 
Het archief en de inventarisatie
80 Commissie van Breda, 1799 - 1811 N.B. Stukken van 1421 - 1828
Inleiding
Het archief en de inventarisatie
Het archief

Het archief van de Commissie van Breda (ca. 55 m') werd van 1799-1811 beheerd door haar archivist, die tevens enkele archieven (waaronder dat van de Raad en Rekenkamer van de Markiezen van Bergen op Zoom) onder zich had die de Commissie voor een goed beheer van de aan haar toebedeelde goederen meende nodig te hebben. Voor de manier waarop hij het archief van de Commissie ordende, zij verwezen naar de volgende paragraaf. Nadat de Commissie van Breda was opgeheven is haar archief, naar alle waarschijnlijkheid, overgedragen aan de "Administratie tot het Enregistrement en der Domeinen". * 

Zoals in de vorige paragraaf is opgemerkt had de Commissie van Breda een groot aantal rentmeesters in dienst genomen die de goederen die zij te beheren kregen vaak al gedurende lange tijd, van vader op zoon, beheerd hadden. Deze rentmeesters beschikten, op het moment dat zij in dienst van de Commissie traden, veelal over oude stukken betreffende de goederen onder hun beheer. Op 31 december 1810 werden zij door de Commissie van Breda gelast om hun archiefstukken (inclusief de hierboven bedoelde retroacta) over te dragen aan hun opvolgers, de Ontvangers der Enregistratie en der Domeinen. * 
In 1860/1861 werd een gedeelte van het archief van de Commissie van Breda door het Ministerie van Financiën overgedragen aan het toenmalige Rijksarchief in Den Haag. *  Blijkens de processen-verbaal van overdracht bevonden deze archiefstukken zich gedeeltelijk in het gebouw van het Ministerie van Financiën te Den Haag en gedeeltelijk in het Sint Jorishof te Amsterdam. In dit laatste gebouw is lange tijd het Amortisatiesyndicaat gevestigd geweest. Hieruit mag voorzichtig geconcludeerd worden dat het commissiearchief via bovengenoemde "Administratie tot het Enregistrement en der Domeinen" terecht is gekomen bij het Amortisatiesyndicaat om vervolgens via het Ministerie van Financiën (afdeling domeinen) te worden overgedragen aan het Rijksarchief in Den Haag.

In 1872 voltooide J.H. Hingman een inventaris op het (gedeeltelijk aanwezige) archief van de Commissie van Breda. Uit deze inventaris blijkt dat op dat moment het commissiearchief al vermengd was geraakt met stukken afkomstig van de rentmeesters die bij de Commissie werkzaam waren geweest. *  Vermoedelijk hebben deze rentmeesterstukken een zelfde weg bewandeld als de eigenlijke commissiestukken en zijn ze op een bepaald moment daarmee verweven geraakt.
Nadat J.H. Hingman zijn inventaris had voltooid zijn vermoedelijk met nieuwe zendingen van het Ministerie van Financiën, andere gedeelten van het commissiearchief in het Algemeen Rijksarchief terecht gekomen. *  Deze gedeelten (aldaar opgeborgen onder de naam Commissie van Breda Vervolg) zijn in de loop van de jaren dertig van deze eeuw beschreven door J. Brouwer. *  De beschrijving die Brouwer in 1936 voltooide en die een veel analytischer karakter draagt dan de beschrijving van Hingman, sluit in geen enkel opzicht aan op de inventaris van Hingman. Zo gaf Brouwer b.v. veelvuldig een afzonderlijke beschrijving aan stukken die een plaats hadden moeten krijgen binnen grotere gehelen die zich bevonden in het door Hingman geinventariseerde gedeelte. Ook nadat Brouwer zijn beschrijving van het gedeelte Commissie van Breda Vervolg voltooid had zijn er nog enkele gedeelten van het Commissiearchief aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen. Over de herkomst van deze gedeelten heb ik geen duidelijkheid kunnen verkrijgen.
Ik heb ook geen sluitende verklaring kunnen vinden voor het feit dat het archief van de Commissie van Breda in de loop van de vorige eeuw in verschillende gedeelten is uiteengevallen. Naast redenen van toevallige aard zullen bepaalde praktische omstandigheden (zoals spreiding van de archiefstukken over de verschillende domeinkantoren) hier wel debet aan geweest zijn. * 

In 1948/1949 werd het commissiearchief overgedragen aan de Rijksarchivaris in Noord-Brabant. *  Het archief van de Raad en Rekenkamer van de Markiezen van Bergen op Zoom, op dat moment nog altijd deel uitmakend van het commissiearchief, werd door hem in bewaring gegeven aan het gemeentebestuur van Bergen op Zoom. Over en weer zijn daarna stukken die ten onrechte in Den Bosch of in Bergen op Zoom terecht waren gekomen uitgewisseld. Ook zijn een enkele maal stukken betreffende de heerlijkheid Boxmeer overgebracht naar het archief van het Huis Bergh. * 
Vele van de in deze inventaris beschreven stukken zijn opgemaakt vóór 1799 (het jaar waarin de Commissie haar werkzaamheden begon), enkele stukken dateren van na 1811 (het jaar waarin de commissieleden voor het afhandelen van zaken nog een enkele maal bijeenkwamen). De vóór 1799 opgemaakte stukken zijn afkomstig van in beslag genomen archieven en/of van de door de Commissie in 1799 in dienst genomen rentmeesters. Het oudste in deze inventaris beschreven stuk dateert van 1420. *  De stukken van na 1811 zijn afkomstig van rentmeesters die na het opheffen van de Commissie in hun functie gehandhaafd bleven en/of van de instellingen die de Commissiegoederen na 1810 beheerd hebben. Het meest recente stuk is opgemaakt in 1828. * 
De inventarisatie

Om de gebruiker van deze inventaris enig inzicht te verschaffen in de manier waarop de archiefstukken uiteindelijk geordend zijn, is het nodig in te gaan op enkele problemen die zich bij de inventarisatie hebben voorgedaan.

Verwevenheid van het commissiearchief met andere archiefstukken

In de vorige paragraaf is uiteengezet dat het archief van de Commissie van Breda reeds voordat het werd overgedragen aan het Rijksarchief in Noord-Brabant verweven was geraakt met archiefstukken van haar rentmeesters en/of van de administraties die de taak van de Commissie hadden overgenomen. *  Nadat over dit samengestelde karakter van het archief voldoende duidelijkheid was verkregen is in eerste instantie geprobeerd om de archiefstukken die niet tot het commissiearchief behoren hieruit te verwijderen. Al spoedig bleek dit echter een onmogelijke opgave. Kon b.v. van sommige stukken met zekerheid worden gezegd dat zij afkomstig moesten zijn uit het archief van een bepaalde rentmeester (b.v. brievenboeken), van vele andere stukken kon de herkomst met geen mogelijkheid worden vastgesteld. Vervolgens is de mogelijkheid onderzocht de aanwezige archivalia te splitsen in drie gedeelten:
- Stukken afkomstig van de Commissie van Breda - Stukken afkomstig van haar rentmeesters (administraties die de taak van de Commissie hebben overgenomen)
- Stukken afkomstig van de Commissie van Breda en van haar rentmeesters (administraties die de taak van de Commissie hebben overgenomen) gezamenlijk.
Het resultaat van deze aanpak was echter buitengewoon verwarrend. Zo zouden b.v. de meeste rentambten drie maal in de inventaris gaan voorkomen. Tenslotte is gekozen voor de volgende oplossing, die zoals hierna onder 2 uiteengezet zal worden, in grote lijnen overeenkomt met de oude structuur die heerste binnen het commissiearchief;
- Stukken afkomstig van de Commissie van Breda.
Hier staan de stukken beschreven die niet een bepaald rentambt betreffen (notulen, ingekomen stukken etc.) en die zonder enige twijfel afkomstig zijn van de Commissie van Breda.
- Stukken afkomstig van de Commissie van Breda en van haar rentmeesters gezamenlijk.
Hier is als het ware het pertinentiebeginsel toegepast; zonder rekening te houden met de herkomst van de stukken staan zij gegroepeerd per rentambt (hetgeen overigens ook binnen de oude orde van het commissiearchief het geval was). Om de titel van dit gedeelte van de inventaris niet te lang te maken is hierin niet aangegeven dat een overigens betrekkelijk klein aantal stukken afkomstig kan zijn van de administraties die de taak van de Commissie hebben overgenomen.
Integreren van de verschillende delen waarin het commissiearchief was uiteengevallen, op basis van de oude ordening van het archief

Een ander probleem dat zich bij de inventarisatie voordeed was het feit dat het commissiearchief in de loop van de 19de eeuw in verschillende delen was uiteengevallen. Zoals gezegd was weliswaar enig inventariserend werk verricht, doch dit was zonder onderling verband gebeurd. * 
Van meet af aan was het duidelijk dat de verschillende delen met elkaar verenigd zouden moeten worden. Zaten b.v. bij de door Hingman geïnventariseerde stukken de rekeningen van een bepaald rentambt van 1799-1806, dan waren bij de door Brouwer beschreven stukken de rekeningen van dat rentambt over de jaren 1807-1810 te vinden. Vele stukken die Brouwer een aparte beschrijving had gegeven waren blijkens een dorsale potloodnummering en/of vermelding in een van de door de Commissie van Breda per rentambt vervaardigde inventarissen afgedwaald van een groter geheel, dat zich bevond bij de door Hingman beschreven stukken.

Dit zelfde gold voor de gedeelten van het commissiearchief, die aan het Algemeen Rijksarchief werden overgedragen nadat Brouwer zijn beschrijving had voltooid. Al tijdens de eerste beschrijving van de stukken is van de noodzaak tot integratie van de verschillende gedeelten uitgegaan. Uiteindelijk zijn alle stukken in grote lijnen gerangschikt volgens de pas in een zeer laat stadium van de inventarisatie aan het licht gekomen oude structuur van het commissiearchief.
Over deze oude structuur het volgende: Uit de overzichten van het archief van de Commissie van Breda (zie inventarisnummer 244) blijkt dat haar archivist de archiefstukken van de Commissie plaatste, ofwel in één van de grote series (notulen, ingekomen stukken etc.), ofwel in één van de door hem aangelegde rubrieken. Deze rubrieken dragen op één na allemaal de naam van één of meerdere rentambten. Deze ene uitzondering betreft de rubriek "Allerhanden Stukken" (inventarisnummer 234), door de archivist van de Commissie omschreven als: "Zijnde stukken welke tot geen particulieren administratiën, maar wel tot den algemeene betrekkelijk zijn; Missivens, Berigten, Extracten, Besluiten, Publicatiën, Requesten etc."

In grote lijnen zijn de archiefstukken uiteindelijk geordend op basis van deze oude structuur; deel 1.0 beschrijft de grote series en in deel 2.0 zien we de eertijds door de archivist van de Commissie gevormde rubrieken terug.

In een aantal opzichten is echter om praktische redenen van de oude orde binnen het archief afgeweken:
a. De rubriek "Allerhanden Stukken" is omwille van zijn inhoud geplaatst in deel 1.1 van de inventaris en dus niet in deel 2.0 als één van de rubrieken naast de rentambtrubrieken.
b. Brouwer heeft een aantal stukken die blijkens dorsale potloodnummering afgedwaald zijn van de rubriek "Allerhanden Stukken" een aparte beschrijving gegeven. Omdat binnen deze rubriek de volgorde van de stukken volledig verstoord is (zie inventarisnummer 234), leek het raadzaam om deze stukken hierin niet terug te brengen en ze een afzonderlijke beschrijving te geven in deel 1.2 van de inventaris.
c. De volgorde van de rentambtrubrieken was in vele opzichten onlogisch. Zo stonden b.v. de stukken betreffende de bezittingen van Hohenzollern- Sigmaringen in de heerlijkheid Didam een aantal meters verwijderd van die in Millingen en Gendringen.
Terwille van de overzichtelijkheid heb ik gekozen voor een indeling van de rubrieken op basis van de herkomst van de goederen:
- afkomstig van geestelijke instellingen
- afkomstig van Duitse vorsten
- afkomstig van Franse emigranten of van emigranten uit door Frankrijk geannexeerde gebieden.
Binnen deze driedeling zijn de rentambtrubrieken alfabetisch geordend op plaats van vestiging (Domkapittel van Aken) of op persoon (Hohenzollern- Sigmaringen).
d. In enkele opzichten is afgeweken van de oude orde die heerste binnen de rentambtrubrieken. In de eerste plaats is de volgorde die de Commissie aan de archiefstukken binnen de rubrieken had gegeven gewijzigd. Zo zijn b.v. de bijlagen bij de rekeningen geplaatst achter de rekeningen, terwijl ze in de oude ordening juist daaraan vooraf gingen. In de tweede plaats zijn de stukken die verband houden met de jaarlijkse verpachtingen en die de Commissie als eenheid behandelde, over een aantal kleinere gemeenten verspreid (verpachting tienden, gebouwen en landerijen etc.).
Retroacta

Een derde probleem vormden de retroacta die het commissiearchief in zich bergt. Wat hun herkomst betreft kunnen zij in drie groepen verdeeld worden:
a. De retroacta die deel uitmaakten van de rentmeesterarchieven. * 
b. De retroacta die de Commissie van Breda conform haar instructie had' overgenomen van vroegere eigenaren van de goederen die zij te beheren kreeg. * 
c. De retroacta van de Commissie der Tienden (p. 184-186) afkomstig. Met behulp van de inventarissen die de rentmeesters van de Commissie in 1807 hebben samengesteld van de stukken die zich in hun kantoor bevonden, kon van een aantal retroacta worden aangetoond dat zij behoren tot de hierboven onder a genoemde groep. Vanwege de vaak onduidelijke wijze waarop de stukken in die inventarissen beschreven staan was zulks bij lang niet alle retroacta mogelijk. Ook de inventarissen die de Commissie zelf per rentambtrubriek had aangelegd konden hierover geen uitsluitsel geven, immers hierin staan geen retroacta beschreven. Slechts van de bij de pastoor van Klein-Zundert in beslag genomen archivalia kan met zekerheid worden gezegd dat zij gerekend moeten worden tot de onder b genoemde groep (zie inv.nrs. 1284-1330). Deze stukken zijn evenals de archiefstukken van de Commissie der Tienden (zie inv.nrs. 1268-1283) als gedeponeerde archivalia in deze inventaris opgenomen. Alle overige retroacta zijn opgenomen als onderdeel van het archief van de Commissie van Breda.

Tenslotte zij nog opgemerkt dat enkele specifieke problemen die zich bij de inventarisatie hebben voorgedaan besproken zullen worden bij het betreffende archiefnummer.

P.T.A. Zweegers, 1982
Aanwijzingen voor de gebruiker
Bijlagen
Inventaris

Kenmerken

Datering:
1421-1828
Vindplaats origineel:
BHIC 's-Hertogenbosch
Categorie: