Des irsten sonnendaechs na andach (=oktaaf) van sunte-Mertini.
Marcelis van Driel, schout in het land van Herpen, Eghen van Derenborch en Didderic van Breda, heemraden in het land van Herpen, oorkonden, dat Wouter Nennekenszn, Jan Wrede en Lambrecht Goeswijnszn namens het land van Herpen de proost van Berne, de abt en het convent hebben aangesproken, dat zij de dijk in het land van Herpen op hun landerijen zouden onderhouden; maar dat de proost daarna met Wouter, Jan en Lambrecht overeengekomen is, dat gehandeld zou worden overeenkomstig de onderhoudsplicht van de graaf (van Gelre); en dat nu ook de proost, evenals de graaf, vrij zal zijn van deze dijkplicht.
Des irsten sonnendaechs na andach (=oktaaf) van sunte-Mertini.
Marcelis van Driel, schout in het land van Herpen, Eghen van Derenborch en Didderic van Breda, heemraden in het land van Herpen, oorkonden, dat Wouter Nennekenszn, Jan Wrede en Lambrecht Goeswijnszn namens het land van Herpen de proost van Berne, de abt en het convent hebben aangesproken, dat zij de dijk in het land van Herpen op hun landerijen zouden onderhouden; maar dat de proost daarna met Wouter, Jan en Lambrecht overeengekomen is, dat gehandeld zou worden overeenkomstig de onderhoudsplicht van de graaf (van Gelre); en dat nu ook de proost, evenals de graaf, vrij zal zijn van deze dijkplicht.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.590.