Feria secunda post diem Omnium Sanctorum.
Schepenen van Noviomagum, Alexander Lauwrick [Lauwaick] en Ricoldus Reymbolduszn, oorkonden, dat Johannes, abt van het klooster B. Marie in Berna, aan Godefridus van Mekeren, Jordanus Lueff Egenszn, Clarebaldus z.v.w. Jacobus en diens broer Wilhelmus in pacht heeft gegeven alle kloostergoederen te Worde in de parochie van Audforst, te Alfen, Griffeninghen (Greffeling), Boemel (Maasbommel) en Appeltaren voor de termijn van 10 jaar, tegen een pacht van 250 kleine penningen; met de bepaling, dat deze 4 pachters alle dijken met sluizen en kunstwerken, grachten, sloten en zijlen zullen blijven onderhouden en repareren naar oordeel van de heemraden; met nadere bepalingen over de opbrengsten en opstallen, het vee en de houtkap; waarbij 10 met name genoemde personen als borgen worden gesteld - waarvan als eerste: heer Johannes van Dryel, pastoor van [der] Auderkeyrken - die ev. op maning van de abt in leisting zullen gaan in een herberg, ieder met een paard of iets gelijkwaardigs (deze leisting in concreto beschreven).
Feria secunda post diem Omnium Sanctorum.
Schepenen van Noviomagum, Alexander Lauwrick [Lauwaick] en Ricoldus Reymbolduszn, oorkonden, dat Johannes, abt van het klooster B. Marie in Berna, aan Godefridus van Mekeren, Jordanus Lueff Egenszn, Clarebaldus z.v.w. Jacobus en diens broer Wilhelmus in pacht heeft gegeven alle kloostergoederen te Worde in de parochie van Audforst, te Alfen, Griffeninghen (Greffeling), Boemel (Maasbommel) en Appeltaren voor de termijn van 10 jaar, tegen een pacht van 250 kleine penningen; met de bepaling, dat deze 4 pachters alle dijken met sluizen en kunstwerken, grachten, sloten en zijlen zullen blijven onderhouden en repareren naar oordeel van de heemraden; met nadere bepalingen over de opbrengsten en opstallen, het vee en de houtkap; waarbij 10 met name genoemde personen als borgen worden gesteld - waarvan als eerste: heer Johannes van Dryel, pastoor van [der] Auderkeyrken - die ev. op maning van de abt in leisting zullen gaan in een herberg, ieder met een paard of iets gelijkwaardigs (deze leisting in concreto beschreven).
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.189, waar de nadere bepalingen over de houtkap zijn overgeslagen: "Dein post determinationibus de excisione lignorum, quas ommitto, sic pergitur".
Nota. Welke plaats met Auderkeyrken bedoeld is, is niet duidelijk: Ouderkerk aan de Amstel, Ouderkerk op de Ijssel, Ouderkerk op Duiveland, of misschien Aldekerk (D.).