Apud Heeswijck in domo habitationis Henrici Volquyns schulteti ibidem, sita ante castrum.
Notaris Henricus Spilmaker, gezegd Gollen, clericus van Leodium, instrumenteert, dat Godscalcus van Veen, abt van Bern, en Ricoldus van Strijn, priester van Bern en pastoor van Heeswijck, goedkeuren, dat heer Henricus de Lecka, ridder, heer van het dorp Heeswijck, voor zijn kasteel aldaar een kapel heeft opgericht ter ere van de heilige Jacobus-apostel en Antonius-belijder, en heeft begiftigd ten gunste van de kapelbedienaar met een pacht van 1 mud rogge uit goederen in Vechel, afkomstig van Gerlacus Knoy, en een pacht van 2 mud rogge uit de windmolen voor het kasteel of uit een ander onderpand; dit met behoud van het recht van de kerk van Heeswijck op de offergaven, gecollecteerd voor het einde van het epistel van de mis - wat hierna tot het einde van de mis wordt gecollecteerd is voor de bedienaar van de kapel, alsook de opbrengst van de offerblok in deze kapel - terwijl beiden, abt en pastoor, aan heer ridder Henricus en zijn opvolgers het patronaatsrecht betreffende de benoeming van een nieuwe rector overdragen; en dat zij tenslotte op Henricus' verzoek ten behoeve van de kapelrector overdragen een zekere, geringe novale tiende en de bijbehorende kleine tiende, onlangs ontstaan, ter waarde van 1 mud rogge uit de Buxhoeve van een zekere Zeelken in de parochie van Berlichem, op voorwaarde, dat elke nieuwe rector deze tiende verheft voor de abt van Berne, waarbij deze dan een paar nieuwe handschoenen worden aangeboden; dit met als getuigen heer Heymericus de Campo, vast kapelaan (vicarius perpetuus) van Schijndel, Nicolaus Wellens en Joannes Brem, priesters en nog 7 andere, met name genoemde personen.
Apud Heeswijck in domo habitationis Henrici Volquyns schulteti ibidem, sita ante castrum.
Notaris Henricus Spilmaker, gezegd Gollen, clericus van Leodium, instrumenteert, dat Godscalcus van Veen, abt van Bern, en Ricoldus van Strijn, priester van Bern en pastoor van Heeswijck, goedkeuren, dat heer Henricus de Lecka, ridder, heer van het dorp Heeswijck, voor zijn kasteel aldaar een kapel heeft opgericht ter ere van de heilige Jacobus-apostel en Antonius-belijder, en heeft begiftigd ten gunste van de kapelbedienaar met een pacht van 1 mud rogge uit goederen in Vechel, afkomstig van Gerlacus Knoy, en een pacht van 2 mud rogge uit de windmolen voor het kasteel of uit een ander onderpand; dit met behoud van het recht van de kerk van Heeswijck op de offergaven, gecollecteerd voor het einde van het epistel van de mis - wat hierna tot het einde van de mis wordt gecollecteerd is voor de bedienaar van de kapel, alsook de opbrengst van de offerblok in deze kapel - terwijl beiden, abt en pastoor, aan heer ridder Henricus en zijn opvolgers het patronaatsrecht betreffende de benoeming van een nieuwe rector overdragen; en dat zij tenslotte op Henricus' verzoek ten behoeve van de kapelrector overdragen een zekere, geringe novale tiende en de bijbehorende kleine tiende, onlangs ontstaan, ter waarde van 1 mud rogge uit de Buxhoeve van een zekere Zeelken in de parochie van Berlichem, op voorwaarde, dat elke nieuwe rector deze tiende verheft voor de abt van Berne, waarbij deze dan een paar nieuwe handschoenen worden aangeboden; dit met als getuigen heer Heymericus de Campo, vast kapelaan (vicarius perpetuus) van Schijndel, Nicolaus Wellens en Joannes Brem, priesters en nog 7 andere, met name genoemde personen.
b. Authentiek afschrift, op papier, van notaris Johannes Hogardi Kelders (ca. 1600) naar het oorspronkelijk, dat voorzien was van zijn handmerk en van de zegels van abt, pastoor en kasteelheer. VIII. K. Castrale kapel, nr.6, f.2.
c. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.378.
d. Getypte tekst in Map-Afschriften.
[e. Extract uit a. in "leenboek", V.A. door abt Bosch.]
Nota 1. Achter het afschrift b. volgen enige notities, waarvan de eerste luidt: Die muelen tot Heeswijck is (om)geweyt den 11den januarii anno 1557, voor het casteel staende; is daernae weder geset ter plaetssen omtrent daer sij eertijts plach te staen, te weten op die heyde; ende is wederom gaende gemaeckt ende heeft weder ierstmael gemalen den 12den decembris anno (15)58.
Nota 2. Het oorspronkelijk had transfixen van 12 en 15 jan. 1418 (reg. nrs.587, 588).