Johan (IV), graaf van Nassauw, Vyanden en Dyetze, heer van Breda, beveelt zijn schouten op verzoek van de abdis en het kapittel van Thoren, naar aanleiding van het feit, dat eigenaren van erf- en cijnsgoederen in het Land van Breda grondcijnzen en hofdiensten aan Thoren schuldig zijn gebleven, waarom de rentmeester van Thoren bij de meier en de schepenen van Ghilze en Baerle een bevel tot uitwinning heeft verkregen, maar waarop geen executie is gevolgd, om deze grondbezitters tot betaling te dwingen op straffe van 60 pond-zwart ten behoeve van de heerlijkheid van Breda.
Johan (IV), graaf van Nassauw, Vyanden en Dyetze, heer van Breda, beveelt zijn schouten op verzoek van de abdis en het kapittel van Thoren, naar aanleiding van het feit, dat eigenaren van erf- en cijnsgoederen in het Land van Breda grondcijnzen en hofdiensten aan Thoren schuldig zijn gebleven, waarom de rentmeester van Thoren bij de meier en de schepenen van Ghilze en Baerle een bevel tot uitwinning heeft verkregen, maar waarop geen executie is gevolgd, om deze grondbezitters tot betaling te dwingen op straffe van 60 pond-zwart ten behoeve van de heerlijkheid van Breda.
b. Getypte tekst in Map-Afschriften.