Archieven

Arnoldina Caris, spinster in Woensel, wil gaan trouwen maar kan dat niet omdat de woon- of verblijfplaats van haar vader (wiens toestemming zij nodig heeft) niet bekend is. Vier getuigen: Theo van der Heijden, wever, Wilhelm Goossens, zonder beroep, Andries van der Heijden, wever, en Goort van Kemenade, landbouwer in Woensel. Zij verklaren haar vader, Wilhelm Caris, kleermaker, gewoond hebbende in Woensel, goed gekend te hebben en te weten dat hij in de maand augustus van het jaar 1829 uit Woensel is verdwenen. Nadien heeft men niets meer van hem vernomen.

Arnold van der Heijden, klompenmaker in Gestel, vader en voogd over zijn dochter Catharina van der Heijden, geeft te kennen dat hij voor zijn dochter, met haar oom Hendrik van den Oever, landbouwer in Gestel, in gemeenschap een boerderij in Aalst heeft gekocht voor van 3600 gulden, exclusief de kosten voor verlijden voor notaris Van der Heijden in Eindhoven op 12 september 1838. Deze boerderij behoort voor 178/384e deel tezamen toe aan Catharina en Hendrik van den Oever zodat zij 206/384e gedeelte in de koopprijs en kosten moeten betalen. Bovendien moeten zij ongeveer 80 gulden aan successierechten betalen over legaat van 600 gulden van Johan Verbaat, overleden in Aalst, hun erflater, ten behoeve van zijn vrouw Maria van de Ven, en nog andere schulden ten bedrage van circa 400 gulden. De gebouwen vereisen enig groot onderhoud. De noodzaak bestaat om een geldlening aan te gaan, maar alvorens dat te doen wordt de familieraad geraadpleegd: Johan van der Heijden, grootvader, arbeider in Gestel, Arnold van Hal, neef van vaderszijde, landbouwer in Tongelre, Hendrik van Dommelen, neef van vaderszijde, wever in Gestel, Hendrik van den Oever, oom van moederszijde, landbouwer in Gestel, Arnold Otten, neef van moederszijde, landbouwer in Waalre, en Hendrik van de Moosdijk, neef van moederszijde, wever in Gestel. Er wordt onder voorwaarden toestemming gegeven om een geldlening aan te gaan.

Over Martinus (19) en Hendrikus (15), minderjarige kinderen van wijlen Adriaan van Zon, in leven wever in Aalst, aldaar overleden, en van Laudina Schenkelaars, in leven zonder beroep, overleden in Aalst. Familieraad: Wilhelm van Zon, oom van vaderszijde, landbouwer in Strijp, Johan van Zon, neef van vaderszijde, wever in Aalst, Wouter Luyten, achterneef van vaderszijde, timmerman in Aalst, Goord van der Putten, aangetrouwde oom van moederszijde, landbouwer in Zesgehuchten, Jan van Oorschot, aangetrouwde oom van moederszijde, landbouwer in Stratum, Jacobus Leijten, aangetrouwde oom van moederszijde, landbouwer in Zesgehuchten, Paulus van Zon, broer, wever in Aalst, en Godefridus van Dijk, zwager, wever in Aalst. Godefridus van Dijk wordt benoemd tot voogd en Jan van Oorschot tot toeziende voogd.