Woningbouw vond plaats in de historische kern en in het bestaande wegenpatroon en als lintbebouwing langs de uitvalswegen en de oude landweggetjes rond de stad. De bebouwing bestond vooral uit arbeiderswoningen, vrijstaande burgerwoningen en kleine boerderijen. De Woningwet (1901) bracht de noodzakelijke verbetering in deze onsamenhangende situatie.
De industriële ontwikkeling vanaf omstreeks 1875 en de toename van de werkgelegenheid, leidde tot een grote toestroom van arbeiders en een explosieve groei van de stad. Omstreeks 1880 telde Oss 5.000 inwoners. Tien jaar later was dat aantal gegroeid naar 7.500 inwoners. Aan het begin van de twintigste eeuw overschreed Oss de 10.000 inwoners.
Het opstellen van een uitbreidingsplan was krachtens de Woningwet van 1901 verplicht voor gemeenten met meer dan tienduizend inwoners of een bevolkingstoename van meer dan 20 procent in de laatste vijf jaar.
In 1918 presenteerde het gemeentebestuur een ambitieus plan dat de ruimtelijke ontwikkeling in goede banen moest leiden. Ontwerper C. Estourgie uit Nijmegen beschouwde de toekomstige stad als een harmonieus en afgerond geheel, waarbij hij met een passer op de kruising van de
spoorweg en de Molenstraat een cirkel rond de stad trok.
Richtinggevend waren de uitbreidingsplannen die H.P. Berlage voor Amsterdam Zuid maakte.
Dit ambitieuze plan was een illustratieve weergave van de economische bloei en het toenmalige zelfbewustzijn van Oss. Er werd groot gedacht. De beoogde transformatie en uitbreiding van de stad was sterk gestuurd vanuit esthetische overwegingen en bleek daardoor al snel te
hoog gegrepen. Uitgevoerde onderdelen waren de sloop in 1921 van het oude vrijstaande stadhuis op de Heuvel (het gemeentebestuur betrok evenwel villa Constance aan de Molenstraat in plaats van de beoogde nieuwbouw op de hoek van de Varkensmarkt) en de sloop in 1925 van het Hooghuis teneinde de directe verbinding tussen de Heuvel en de Berghemseweg te herstellen.
[bron: https://www.elsbet.nl/dl/CHA%20Oss.pdf]