Van de opbrengst van de jaarlijkse collecte, gehouden in 1933, wordt geen verantwoording afgelegd aan het N.C.C. Het dagelijks bestuur van deze instelling wil daarom, blijkens schrijven van 22 maart 1933, tot intrekking van de verleende erkenning overgaan. Omdat alsnog een bedrag van f 9,17 wordt ontvangen, wordt negen dagen later de ingetrokken erkenning herroepen onder voorwaarde dat voortaan "inderdaad blijk van medewerking en activiteit wordt gegeven en dat onze brieven zullen worden beantwoord". De brieven van het N.C.C. zijn voor de burgemeester aanleiding om zich met de pastoor over de kwestie te verstaan. Hoewel het N.C.C. op 28 april 1933 bericht dat zij bereid is de intrekking van het plaatselijk crisiscomité te herroepen, is dit parochieel instituut niettemin geen lang leven meer beschoren. De burgemeester richt namelijk op 7 januari 1934 een nieuw comité op. Als reden hiervoor geeft dit comité in zijn adres aan het N.C.C. op, het feit dat het oude comité gedurende zijn bestaan, onder voorzitterschap van pastoor Smits, niet "de minste activiteit ontplooide". Alleen werd zo nu en dan een schaalcollecte gehouden, welke volgens officiële opgaven heeft opgebracht f 95,64. En hoewel het R.K. Huisvestings-Comité de pastoor had opgedragen de aanwezige kasgelden over te dragen aan de penningmeesteresse van het nieuwe comité, werd hieraan niet voldaan. Het comité laat in voornoemd adres van 17 februari 1934 verder weten, dat het langs de huizen der ingezetenen een collecte heeft gehouden, welke f 111,19 heeft opgebracht.
a. Johan de Bruijn, secretaris-penningmeester van het burgerlijk armbestuur van Reek en
b. Egb. Hendriks, lid van het R.K. Armbestuur.
Op voordracht van de burgemeester krijgen vier personen een gedenkpenning door het N.C.C. uitgereikt. Het betreft de dames:
1. Petronella Catharina Maria Wientjens, voorzitster-secretaresse
2. Johanna Elisabeth de Bruin, lid
3. Anna Maria Josephina Hendriks, lid en
4. Maria Christina de Haan, lid.