Notaris Marselius de Bakel oorkondt dat in het geschil tussen Wolterus Mostaert, deken, met zijn medestanders Mathias Scilder, Paulus Borchardi, Nicolaus de Aquis, Matheus Priem, Willelmus Voet, priesters en kanunniken van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, enerzijds, en Hermannus Huwener, koster, Gerardus Groy en Tymannus de Mulsen, ook kanunniken in die kerk, anderzijds dat laatstgenoemde partij ondervraagd is door de deken en zijn metgezellen of zij instemden met een kerkelijke uitspraak van meester Johannes de Dunghen, kanunnik van Luik en pauselijk gedeputeerde, over de gelijke verdeling van de prebenden volgens de stichting van het college. Laatstgenoemde partij antwoordde bij monde van Gerardus dat bij de stichting iedere kannunik onderhouden moest worden uit het corpus van zijn eigen deel, zolang hij leefde, en dat na de dood de porties van de overledenen gemeenschappelijk worden. Die partij verklaarde het eens te zijn met de uitspraak op voorwaarde dat ze levenslang vruchtgebruik van hun eigen portie hielden. Voor hun opvolgers wensten ze de uitspraak op schrift en gezegeld te hebben. De uitspraak met bevestiging van de gemeenschappelijkheid van de prebenden en genoegdoening voor de drie, wordt vervolgens woordelijk opgenomen.
Gedaan in de Sint-Jan in aanwezigheid van meester Johannes de Hersel en Daniel Hol, priesters van Sint-Salvator, rectoren of investieten van de parochiekerken van Wanssum en Nuland.
Notaris Marselius de Bakel oorkondt dat in het geschil tussen Wolterus Mostaert, deken, met zijn medestanders Mathias Scilder, Paulus Borchardi, Nicolaus de Aquis, Matheus Priem, Willelmus Voet, priesters en kanunniken van de Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, enerzijds, en Hermannus Huwener, koster, Gerardus Groy en Tymannus de Mulsen, ook kanunniken in die kerk, anderzijds dat laatstgenoemde partij ondervraagd is door de deken en zijn metgezellen of zij instemden met een kerkelijke uitspraak van meester Johannes de Dunghen, kanunnik van Luik en pauselijk gedeputeerde, over de gelijke verdeling van de prebenden volgens de stichting van het college. Laatstgenoemde partij antwoordde bij monde van Gerardus dat bij de stichting iedere kannunik onderhouden moest worden uit het corpus van zijn eigen deel, zolang hij leefde, en dat na de dood de porties van de overledenen gemeenschappelijk worden. Die partij verklaarde het eens te zijn met de uitspraak op voorwaarde dat ze levenslang vruchtgebruik van hun eigen portie hielden. Voor hun opvolgers wensten ze de uitspraak op schrift en gezegeld te hebben. De uitspraak met bevestiging van de gemeenschappelijkheid van de prebenden en genoegdoening voor de drie, wordt vervolgens woordelijk opgenomen.
Gedaan in de Sint-Jan in aanwezigheid van meester Johannes de Hersel en Daniel Hol, priesters van Sint-Salvator, rectoren of investieten van de parochiekerken van Wanssum en Nuland.